Table des Matières
Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
Informations concernant le modèle réel
Après la mise en service réussie des locomotives-tender de
la « Tierklasse » (DR 95.66) par le chemin de fer Halberstadt-
Blankenburg (HABE) sur sa ligne à fortes rampes « Rübe-
landbahn », le bureau central (prussien) des chemins de fer
à Berlin se décida lui aussi pour une locomotive-tender à
cinq essieux couplés et commanda à Borsig des plans pour
une locomotive-tender 1'E1'h2 avec une charge par essieu
de 18 t. A quelques petites modifications près, cette locomo-
tive vit le jour sous le nom de « preuß.T 20 ».
Dans les années 1923/24, Borsig livra 18 et Hanomag
27 exemplaires. La DRG reprit les 45 machines avec les
numéros d'immatriculation 95 001 à 045. Elles furent utilisées
essentiellement sur les lignes à forte déclivité de la forêt de
Thuringe, de la forêt franconienne, de la rampe de Geislin-
gen (Geislinger Steige) et sur la ligne du Schiefe Ebene près
de Neuenmarkt-Wirsberg. Après 1945, 14 de ces locomo-
tives arrivèrent à la future DB. Deux locomotives furent
réformées pour cause de dommages de guerre et à partir
de mai 1952, tout l'effectif de la 95 de la DB fut affecté au
dépôt d'Aschaffenbourg (95 001, 002, 003, 006, 007, 008, 011,
013, 026, 031, 033 et 034). Avec l'inauguration officielle de
l'exploitation électrique sur la section Wurtzbourg – Aschaf-
fenbourg le 26 septembre 1957, les derniers exemplaires
furent remisés et partirent bientôt à la ferraille. Au total, 31
locomotives restèrent à la DR en RDA. Parmi celles-ci, 24
furent encore équipées d'une chauffe au fuel entre 1964 et
1973, dont les dernières ont circulé jusqu'en 1980/81. Cinq
machines au total furent néanmoins conservées, la
95 027 du Musée DB étant depuis 2010 à nouveau en état de
marche et disponible pour le service de trains spéciaux sur
la Rübelandbahn.
Informatie van het voorbeeld
Na de succesvolle inzet van de tenderlocomotief van de
„klasse voor veevervoer" (DR 95.66) door de Halberstadt-
Blankenburger Eisenbahn (HBE) in hun steile traject Rübe-
landbahn, kiest ook de (Pruisische) Eisenbahn-Zentralamt
in Berlijn voor een vijfvoudig gekoppelde tenderlocomotief
en geeft Borsig opdracht om een 1'E1'h2-tenderlocomotief
met 18 T wielaslast te ontwerpen. Met een gering aantal
wijzigingen werd dit ontwerp dan ook als „Pruisische T 20"
verwezenlijkt.
In de jaren 1923/24 leverden Borsig 18 en Hanomag 27
exemplaren. De DRG nam alle 45 machines met de bedrijfs-
nummers 95 001-045 over. Zij werden vooral op het steile
traject van het Thüringer Wald, van het Frankenwald, van de
Geislinger Steige en op de Schiefen Ebene bij Neuenmarkt-
Wirsberg ingezet. Na 1945 gingen 14 van deze locomotieven
naar het latere DB. Twee locomotieven werden wegens
oorlogsschade buiten bedrijf gesteld en vanaf mei 1952 nam
de Bw Aschaffenburg alle 95-materieel van de DB over (95
001, 002, 003, 006, 007, 008, 011, 013, 026, 031, 033 en 034). Met
de officiële heropening van de elektrische lijn op het traject
Würzburg – Aschaffenburg op 26 september 1957 werden
de laatste exemplaren uitgerangeerd en kwamen ze al snel
voor verschroting in aanmerking.
In totaal waren er 31 locomotieven in dienst bij de DR in de
DDR. Tussen 1964 en 1973 werden hiervan nog 24 locomo-
tieven omgebouwd met een oliestookinrichting, waarvan de
laatste exemplaren tot 1980/81 reden. In elk geval bleven in
totaal vijf machines behouden, waarvan de 95 027 van het
DB-museum sinds 2010 voor speciale gelegenheden opni-
euw bedrijfsklaar op de Rübelandbahn ter beschikking staat.
5
Publicité
Table des Matières
