A superflink, 250 V; gebruikelijke aanduiding FF15A/250V resp. BUSS
GBB15.
Sluit na het vervangen van de zekering het deksel en schroef het vast
(in omgekeerde volgorde).
Gebruik de meter pas weer, als de behuizing veilig gesloten en dicht-
geschroefd is.
• Wees bijzonder voorzichtig bij het omgaan met spanningen >25 V wis-
sel-(AC) resp. >35 V gelijkspanning (DC). Reeds bij dergelijke spannin-
gen kunt u bij aanraking van elektrische leidingen een levensgevaarli-
jke elektrische schok krijgen.
Schakel daarna eerst de spanningsbron stroomloos, verbind de meter
met de aansluitingen van de te meten spanningsbron, stel op de meter
het benodigde meetbereik in en schakel pas daarna de spanningsbron
in.
Na beëindiging van de meter schakelt u de spanningsbron stroomloos
en verwijdert u de meetsnoeren van de aansluitingen van de span-
ningsbron.
• Overtuig u er voor iedere spanningsmeting van, dat de meter zich niet
in het stroommeetbereik bevindt.
• Voor iedere wisseling van meetbereik moeten de meetpunten van het
te meten objekt verwijderd worden.
• Kontroleer voor iedere meting uw meter, resp. uw meetsnoeren op
beschadiging(en).
• Gebruik voor het meten alleen die meetsnoeren, die bij de meter
horen. Alleen deze meetsnoeren zijn toegestaan.
• Om een elektrische schok te vermijden, moet u er op letten, dat u de
meetpunten en de te meten aansluitingen (meetpunten) tijdens de
meting niet, ook niet indirekt, aanraakt.
• De spanning tussen de V/Ωbus van de meter en aarde mag niet groter
zijn dan 500 VDC/VACrms.
110
• Werk met deze meter niet in ruimten of bij slechte omgevingsvoor-
waarden, waarbij brandbare gassen, dampen of stoffen aanwezig
(kunnen) zijn. Vermijd voor uw eigen veiligheid het vochtig of nat wor-
den van de meter resp. van de meetsnoeren. Vermijd het werken in de
onmiddellijke nabijheid van
a) sterke magnetische velden (luidsprekers, magneten)
b) elektromagnetische velden (trafo's, motoren, spoelen, relais,
beschermingen, elektromagneten enz.)
c) elektrostatische velden (op-/ontladingen)
d) Zendantennes of HF-generatoren
• Gebruik de multimeter niet vlak voor, tijdens of vlak na een onweer
(blikseminslag!/energierijke overspanningen!). let erop, dat uw han-
den, schoenen, kleding, de bodem, de meter resp. de meetsnoeren,
schakelingen en onderdelen van schakelingen enz. beslist droog zijn!
• Als er aangenomen kan worden dat werking zonder gevaar niet meer
mogelijk is, moet het apparaat buiten werking gesteld worden en
beschermd worden tegen het per ongeluk in werking stellen. U kunt
er van uit gaan dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, als
- het apparaat zichtbare beschadigingen vertoont
- het apparaat niet meer werkt en
- na langere tijd onder ongunstige omstandigheden opgeslagen is of
- na transport onder moeilijke omstandigheden.
• Schakel het apparaat nooit gelijk in, als het van een koude naar een
warme kamer overgebracht wordt. Het daarbij ontstane kondenswater
kan onder bepaalde omstandigheden uw apparaat kapotmaken. Laat
het apparaat oningeschakeld op kamertemperatuur komen.
3. Beschrijving van de bedieningselementen
Afbeelding 1 (pagina 141)
1. Apparaat Aan/Uit (zie ook 4.3.2)
Met deze druktoets wordt de meter in- en uitgeschakeld. Kort na het
inschakelen is de DMM klaar voor gebruik.
111