Druk op de EIN-toets (1). Om een meetsoort te kiezen, draait u de wer-
kingssoort-schakelaar in de gewenste positie. Nu kunt u "normale"
metingen zoner extra funkties uitvoeren, waarbij ook zonder extra funk-
ties al, afhankelijk van de meetsoort, meer of minder "kleine" aandui-
dingen de metingen ondersteunen.
Om een dergelijke extra funktie te kiezen, drukt u op de toets FUNC (2).
Door herhaald drukken op deze toets worden de verschillende funkties
op het display getoond. Als u het menu wilt verlaten, drukt u twee keer
op de SET/RESET-toets: eenmaal betekent kiezen van de sub-funktie,
tweemaal betekent teruggaan (afhankelijk van de ingestelde sub-funktie).
4.3.2 Toetsfunkties
a) De ON/OFF-toets (1) schakelt de meter zowel in als uit: drukt u een-
maal op de toets, dan wordt het apparaat ingeschakeld, drukt u een
tweede keer, dan wordt de DMM uitgeschakeld.
De Auto-Power-Cut-Off-funktie voorkomt een te snel "ontladen" van
de batterij: Als de werkingssoort-schakelaar meer dan 12 minuten
niet gebruikt wordt, schakelt de DMM zelfstandig uit. Deze Auto-
Power-Off-funktie werkt niet, als de DMM aangesloten is op een PC
en daarmee 'communiceert', d.w.z. data uitwisselt.
b) FUNC (= Function)
Als u op deze toets drukt, komt u bij de onderfunkties. De volgende
symbolen verschijnen daarop op het display:
D-H ->A-H -> REL -> MEM -> RCL ->CMP
c) SET/R (= set/reset)
Om een gekozen onderfunktie te aktiveren, d.w.z. in te schakelen,
drukt u eenmaal op deze toets.
- Drukt u bij de onderfunktie D-H nogmaals op de toets ("vasthouden"
tot het akoestisch signaal), dan stelt u opnieuw de basisinstelling in.
- Bij de onderfunktie A-H (MIN-MAX en AVG) verschijnt het A-H sym-
bool. Als de Set/R-toets eenmaal wordt ingedrukt, dan knippert het
A-H symbool niet meer, het is ingesteld. Als de Set/R-toets nogmaals
ingedrukt wordt, dan keert u terug naar de basisinstelling.
- Bij de onderfunkties REL, MEM, RCL en CMP is het nodig de SET/R-
toets meerdere malen in te drukken, om naar de basisinstelling terug
116
te keren. Een andere mogelijkheid de onderfunkties te verlaten,is of
de toets FUNC of de ON/OFF-toets eenmaal in te drukken of (onder
inachtneming van de veiligheidsbepalingen!) de draaischakelaar een
schakelpositie verder te draaien.
d) UP/DOWN
Druk op een van de beide toetsen, om in de onderfunkties REL of
CMP de referentiewaarde te zeten, resp. in de onderfunkties MEM of
RCL (Recall Memory) de opgeslagen waarde te adresseren (referenti-
enummers).
4.3.3 Voet- resp. bustoewijzingen
a) Transistorvoet hfe
De achtpolige transistorvoet is symmetrisch beschreven. Steek de
spanningsloze transistoraansluitingen (B)basis, (E)Emitter en (C)
collector, als getekend, in de voetbussen. De pintoewijzing van de
verschillende transistoren kunt u halen uit een transistorvergeli-
jkingsboek.
b) sokkel voor capaciteits-(gepoold "+" en "-") en inductiviteitsmetin-
gen "mH".
Steek de ontladen kondensator met de juiste poling in de bussen. Let
erop, dat de aansluitingen lang genoeg zijn, omdat het anders tot
foutieve metingen kan leiden.
Voor een inductiviteitsmeting steekt u de spanningloze spoel in de
gekenmerkte bussen.
Let op!
De bovenste kontakten zijn gemerkt met "+", de onderste kontakten
met "-". Let vooral bij het meten van unipolaire kondensatoren (elko's)
op de polariteit. Let hierbij op de volgende afbeelding:
Inductiviteits-
meting
+
+
Capaciteits-
meting
-
-
117