54
rolstoel/op de rand van een bed zit, vraagt u hem/haar zijn of haar
knieën te buigen (de voeten moeten plat op de vloer geplaatst
worden). Tijdens de transfer moet de gebruiker actief kunnen
meebewegen. Dit wijst op voldoende kracht om te helpen bij het
opstaan en bevestigt bovendien de communicatievaardigheden.
Om de kracht van de gebruiker in de armen te testen - vraag de
gebruiker zijn handen naar u uit te steken en vraag in uw vuisten/
handen te knijpen. De verzorger moet voelen hoe de gebruiker de
handen aanspant.
1 .
2 .
3 .
Voordat het GTP1 Actieve sta-op en
verplaatsings hulpmiddel wordt gebruikt,
moet worden gecontroleerd of de gebruiker
functioneel in staat is, kan meewerken en
instructies kan opvolgen, en of de omge-
ving geschikt is.
a . Test van de spanning van de been-
spieren: Wanneer de gebruiker in een
zittende positie is, moet de verzorger
controleren dat de gebruiker actief
meebeweegt.
b . Test van de spanning van de arm-
spieren: Vraag de gebruiker om in uw
vuisten/handen te knijpen - de verzor-
ger moet voelen hoe de gebruiker de
handen aanspant.
Dit wijst op voldoende kracht om te
helpen bij het opstaan en bevestigt
bovendien de communicatievaardighe-
den.
a. Als wordt beoordeeld dat de band
nodig is - plaats de band dan rond de
onderrug wanneer de gebruiker zich in
een zittende positie bevindt. Maak de
band vast met de elastische band.
Aanbeveling: Gebruik de band in
een staande positie.
b. Plaats de voeten van de gebruiker op
de markeringen op de voetplaat.
a. Stel de kniebeschermer af - de boven-
kant van de kniebeschermer moet op
gelijke hoogte zijn met een afstand van
twee vingers onder het kniegewricht.
Zorg ervoor dat de kniebeschermer
vergrendeld is.
b. Vergrendel het Actieve sta-op en
verplaatsings hulpmiddel door op het
onderste deel van het rempedaal te
trappen.