Gasdruk - Riello Burners RS 190 Instructions Pour Installation, Utilisation Et Entretien

RS 190
kW 1 2
1280 7,0 1,3
1400 7,3 1,6
1500 7,6 1,8
1600 8,0 2,1
1700 8,7 2,4
1800 9,3 2,7
1900 10,2 3,0
2000 11,3 3,3
2100 12,5 3,6
2290 15,0 4,3
(A)
MB 420
MBC 1200
MBC 1900
MBC 3100
(B)
∆p (mbar)
3
3970181 3970221 3970222
3970182 3970225 3970226
28,6 10,3 7,2
33,5 12,1 8,2
37,7 13,6 9,0
41,8 15,2 9,9
46,0 16,7 10,7
50,2 18,2 11,6
54,3 19,8 12,5
59,3 21,6 13,6
64,4 23,5 14,8
74,1 27,1 17,0
D3734

GASDRUK

De tabellen hiernaast geven de minimale druk-
verliezen op de gastoevoerlijn in functie van het
vermogen van de brander in de 2° vlamgang
aan.
3970223
Kolom 1
3970227
Drukverlies verbrandingskop.
4,8
Gasdruk gemeten aan het meetpunt 1)(B), met:
• Verbrandingskamer op 0 mbar
5,2
• In de 2° vlamgang werkende brander
5,5
• Verbrandingskop afgesteld zoals in diagram
(C)p.7.
5,8
6,1 Kolom 2
Drukverlies gassmoorklep 2)(B) met maximale
6,5
opening: 90°.
6,8
Kolom 3
7,3
Drukverlies van gasstraat 3)(B) omvat: regelklep
VR, veiligheidsklep VS (beiden met maximale
7,7
opening), drukregelaar R, filter F.
8,6
De in de tabellen aangegeven waarden hebben
betrekking op:
aardgas G20 PCI 9,45 kWh/Sm
Met:
aardgas G25 PCI 8,13 kWh/Sm
vermenigvuldig de waarden uit de tabel met:
- Kolom 1-2: met 1,5;
- Kolom 3: met 1,35.
Om het vermogen (bij benadering) te kennen
waarmee de brander in de 2° vlamgang functio-
neert:
- Trek van de gasdruk aan het meetpunt 1)(B)
de druk in de verbrandingskamer af.
- Zoek in de tabel (A), kolom 1, de drukwaarde
die het dichtst bij het resultaat van de aftrek-
king ligt.
- Lees aan de linkerkant het corresponderende
vermogen af.
Voorbeeld:
• Werking in de 2° vlamgang
• Aardgas G20 Hj 9,45 kWh/Sm
• Gasdruk op het gasmeetpunt 1)(B) = 11 mbar
• Druk in de verbrandingskamer
Een druk van 8 mbar, kolom 1, correspondeert in
de tabel (A) met een vermogen in de 2° vlam-
gang van 1600 kW.
Het betreft hier slechts een eerste schatting.
Het werkelijke vermogen wordt daarna gemeten
op de gasmeter.
Om de gasdruk te kennen die nodig is aan het
meetpunt 1)(B), na het vaststellen van het ver-
mogen waarmee de brander in de 2° vlamgang
dient te functioneren:
- Zoek in de tabel (A) de waarde voor het ver-
mogen die het dichtst in de buurt ligt bij de ge-
wenste waarde.
- Lees aan de rechterkant, kolom 1, de druk aan
het meetpunt 1)(B) af.
- Tel bij deze waarde de veronderstelde druk in
de verbrandingskamer op.
Voorbeeld:
• Gewenst vermogen in de 2° vlamgang:
1600 kW
• Aardgas G20 Hj 9,45 kWh/Sm
• Gasdruk bij een vermogen van 1600 kW,
uit tabel (A), kolom 1
• Druk in de verbrandingskamer
benodigde druk aan het meetpunt 1)(B).
5
3 3
(8,2 Mcal/Sm ).
3 3
(7,0 Mcal/Sm )
3
= 3 mbar
11 - 3 = 8 mbar
3
= 8 mbar
= 3 mbar
8 + 3 = 11 mbar