4.2. Werking
De motor wordt geactiveerd door het optillen van de borstel, omdat de sensor (pos 5, afbeelding 8) de ruststand van de
houder detecteert. Als de houder de ruststand verlaat, beginnen de borstels voor de ingestelde cyclustijd te draaien
(fabrieksinstelling 60 sec). Na het beëindigen van de werkcyclus wacht de besturing op een volgende activering, waarbij
de draairichting van de borstels omkeert ten opzichte van de vorige cyclus. Daardoor slijten de borstels gelijkmatig.
4.3. Display en elektronica
Het display wordt gebruikt voor het aangegeven van de bedrijfstoestand (storingen). De elektronica regelt de activering,
de veiligheidsuitschakeling en de cyclusduur.
4
5
Afbeelding 7: Schema hoofdprintplaat
3
1
Motorkabel
U2: draad nr. 5 + blauwe draad van condensator
Z1: draad nr. 4
C: bruine draad van condensator
Z2: draad nr. 2
U1: draad nr. 1
N
L
77