Aritech DIGITALK 2000 Guide D'installation page 44

Zelfdiagnosetest
Het toestel kan een lagere intensiteit van de IR-straal ter hoogte van de ontvanger detecteren. Dit kan
bijvoorbeeld het gevolg zijn van dichte mist, sneeuw, een vuile lens of het kan ook te wijten zijn aan
mechanische storingen. In zo'n geval wordt met een dergelijke straal geen rekening gehouden, zodat
geen ongewenste alarmmelding wordt gegenereerd.
Het tijdsinterval om dergelijke situatie op te sporen kan worden ingesteld op 5, 10, 15 of 30 seconden.
Gedurende deze periode moet de ontvangen amplitude onder het ingestelde niveau blijven. Wanneer
dit niveau, zelfs tijdelijk, wordt overschreden, begint een nieuwe periode te lopen.
Technisch alarm
Wanneer een fout optreedt in het apparaat voor de gegevensverwerking of bij defect door externe
storingsfactoren wordt een technische alarmmelding gegenereerd.
Ingeschakeld/uitgeschakeld
In ingeschakelde toestand is het systeem "klaar voor gebruik". Dit betekent dat alle
indicatieschakelaars op donker staan en dat, wanneer de IR-straal wordt onderbroken, een
alarmmelding wordt gegenereerd, dat in het eerste-alarmgeheugen wordt opgeslagen.
Wanneer het systeem uitgeschakeld is, wordt het eerste-alarmgeheugen geblokkeerd.
Looptest
Via een centraal controletoestel wordt de looptest op afstand van het systeem gestuurd. Een actieve
looptest schakelt de zender uit, waardoor bij de ontvanger een alarmmelding wordt gegenereerd.
Sabotage
Via een spanningsvrij schakelaarcontact wordt een sabotagealarm aan het systeem gekoppeld. Dit is
enkel verkrijgbaar voor enkelvoudige apparaten (bij op kolom gemonteerde apparaten wordt het
gekoppeld aan het afsluitcontact dat binnen de kolom is aangebracht).
De montageprocedure verloopt als volgt:
•
Voor het installeren van de kolommen worden eerst de basisafsluitingen en de
kolommen voorbereid.
•
Zorg voor basisafdekkingen van de betonfundering.
•
Wandapparaten moeten met behulp van schroeven en boorgaten worden bevestigd.
•
Wanneer het systeem buiten wordt geplaatst, moeten verwarmingselementen in de
kolommen worden aangebracht.
•
Plaats de apparaten op de juiste hoogte.
•
Zorg voor de bedrading van de ontvanger en de zender.
•
Stel ontvanger en zender op optimale wijze op elkaar af.
•
Stel de systeemparameters in.
•
Ga na of het systeem correct werkt.
Elk stel toestellen moet zo worden opgesteld dat de straal, zonder enige onderbreking door struiken,
bosjes of enig ander voorwerp, rechtstreeks van de zender naar de ontvanger loopt. De hoogte van de
plantengroei moeten derhalve worden beperkt.
- 43 -