1. Richt de sensor verticaal op de te meten oppervlakken uit.
De oppervlaktetemperatuur wordt door middel van de inge-
bouwde infraroodtemperatuursensor gemeten. Hoe gro-
ter de afstand tot het object, hoe groter het meetbereik.
Houd de meetafstand tot het object zo klein mogelijk. De
afstand mag niet groter dan 100 cm zijn. Als de gemeten
oppervlaktetemperatuur lager is dan de op het display van
de HPM touch pro weergegeven dauwpunttemperatuur, dan
condenseert water aan de objectoppervlakte.
2. Sla de klimaatwaarden desgewenst net zoals de vochtme-
ting op in het apparaatarchief.
3. Roep de vooraf ingestelde klimaatmeting op uit het appa-
raatarchief. Bevestig de selectie met de
56
-knop.