RS 64 MZ
kW
1
2
400
2.0
0.3
450
2.8
0.4
475
3.3
0.5
500
3.7
0.5
550
4.5
0.6
600
5.4
0.7
625
5.8
0.8
650
6.3
0.9
700
7.4
1.0
750
8.5
1.2
800
9.6
1.3
850
10.7
1.5
(A)
3
VS
F
(B)
1
2
(C)
∆p (mbar)
3
3970144
3970180
3970181
3970197
3970198
3970182
14.1
7.4
5.2
17.0
8.8
6.1
18.4
9.4
6.6
19.9
10.1
7.0
23.2
11.6
8.2
26.7
13.2
9.5
28.5
13.9
10.1
30.3
14.7
10.8
34.0
16.4
12.1
37.7
18.0
13.4
41.5
19.9
14.8
45.3
21.8
16.3
R
VR
3
4
GASDRUK
De tabellen hiernaast geven de minimale druk-
verliezen op de gastoevoerlijn in functie van het
maximum vermogen van de brander.
3970221
Kolom 1
3970225
Drukverlies branderkop.
Gasdruk gemeten aan stopcontact 1)(B), met
3.8
verbrandingskamer op 0 mbar.
4.0
Kolom 2
4.1
Drukverlies gassmoorklep 2)(B) met maximale
opening: 90°.
4.2
Kolom 3
4.4
Drukverlies van gasstraat 3)(B) omvat: regel-
4.6
ventiel VR, veiligheidsventiel VS (beiden met
maximale opening), drukregelaar R, filter F.
4.7
De in de tabellen aangegeven waarden hebben
4.9
betrekking op:
5.1
aardgas G 20 PCI 9,45 kWh/Sm
Met:
5.4
aardgas G 25 PCI 8,13 kWh/Sm
5.8
vermenigvuldig de waarden uit de tabel:
- Kolom 1-2: met 1,5;
6.2
- Kolom 3: met 1,35.
Om het maximum vermogen bij benadering te
kennen waarop de brander werkt:
- Trek van de gasdruk aan het afnamepunt
1)(B) de druk in de verbrandingskamer af.
1
- Zoek in de bij de brander behorende tabel,
kolom 1, de drukwaarde die het dichtst bij het
resultaat van de aftrekking ligt.
- Lees aan de linkerkant het overeenkomstige
vermogen af.
D3790
Voorbeeld:
• Werking aan het MAX vermogen
2
• Aardgas G 20 PCI 9,45 kWh/Sm
• Gasdruk op stopcontact 1)(B)
• Druk in de verbrandingskamer
Een druk van 3,7 mbar, kolom 1, stemt in de
tabel RS 64/M MZ overeen met een vermogen
van 500 kW.
Het betreft hier slechts een eerste schatting; het
werkelijke debiet wordt daarna gemeten op de
gasmeter.
Om de gasdruk te kennen die nodig is aan het
afnamepunt 1)(B), na het vaststellen van het
5
MAX vermogen waarop de brander moet wer-
ken:
- zoek in de tabel die hoort bij de brander de
waarde voor het vermogen die het dichtst in
de buurt ligt bij de gewenste waarde.
- Lees aan de rechterkant, kolom 1, de druk
aan het afnamepunt 1)(B) af.
- Tel bij deze waarde de veronderstelde druk in
de verbrandingskamer op.
D3928
Voorbeeld:
• Gewenst MAX vermogen: 500 kW
• Aardgas G 20 PCI 9,45 kWh/Sm
• Gasdruk bij een vermogen van 500 kW,
uit tabel RS 64 MZ, kolom 1
• Druk in de verbrandingskamer
benodigde druk aan stopcontact 1)(B).
INSTALLATIE
!
WERKINGSPOSITIE (C)
!
enige installatiepositie is waarin het onder-
houd mogelijk is zoals verderop in deze hand-
leiding beschreven wordt. De installaties 2, 3
en 4 staan de werking toe, maar maken de
onderhouds- en inspectiehandelingen van de
branderkop minder toegankelijk pag.34.
boden.
5
3
(8,2 Mcal/Sm
3
(7,0 Mcal/Sm
3
6,7 - 3 =3,7 mbar
3
3,7 + 3 =6,7 mbar
DE
BRANDER
MOET
GEÏNSTAL-
LEERD
WORDEN
VOLGENS
PLAATSELIJK GELDENDE WETTEN
EN NORMEN.
De brander is voorzien om uitsluitend in
de posities 1, 2, 3 en 4 te werken.
De installatie 1 is de beste daar het de
In alle andere posities wordt de werking
van het apparaat nadelig beïnvloed.
Positie 5 is om veiligheidsredenen ver-
3
).
3
)
=6,7 mbar
= 3 mbar
= 3,7 mbar
= 3 mbar
DE