50) GEMISTE INSCHAKELING
Eens de tijd Pr01 doorlopen, wordt de status van het alarm geactiveerd, als de rookgastemperatuur de 50° c niet bereikt.
51) KACHEL IN WERKING
Eens de fase van opstarten op positieve manier beëindigd is, gaat de kachel over naar de werkmodus die de normale modus van
werking vertegenwoordigt. Als de rookgastemperatuur hoger is dan Pr15 worden de warmtewisselaars ingeschakeld.
52) WIJZIGING VAN DE INSTELLING VAN DE KAMERTEMPERATUUR EN VAN DE
INSTELLING VAN HET VERMOGEN
Om de kamertemperatuur te wijzigen volstaat het de modus WIJZIGING KAMERINSTELLING te selecteren door het indrukken van
knop P2. Daarna knoppen P1 en P2 indrukken. Het display geeft de huidige status weer van de temperatuurinstelling. Om de
instelling van het vermogen te wijzigen is het voldoende de modus WIJZIGING VERMOGENINSTELLING te selecteren door een druk
op knop P6. Dan drukken op P6 en P5. Het display geeft de huidige status weer van de temperatuurinstelling.
53) GEBRUIK VAN DE THERMOSTAAT/EXTERNE CHRONOTHERMOSTAAT
Het is mogelijk een externe kamerthermostaat te gebruiken. Voor de installatie is het aan te raden contact op te nemen met een
erkende technicus.
1.
Thermostaat: in de kachel de temperatuur instellen op 7° c.
2.
Externe chronothermostaat: in de kachel een temperatuur instellen en uitschakelen van het menu chronofuncties.
54) KAMERTEMPERATUUR BEREIKT DE INGESTELDE TEMPERATUUR
Het warmtevermogen wordt automatisch naar de minimumwaarde gebracht, in modulatievoorwaarde in twee gevallen: a) als de
kamertemperatuur de ingestelde waarde bereikt; (b) wanneer de temperatuurklasse Pr13 bereikt. Het geval waarbij de STAND-BY
modus geactiveerd wordt, zal de kachel zijn activiteit hernemen tot het realiseren van de waarde Pr13. Het heropstarten gebeurt
nadat de bovengenoemde voorwaarden gecontroleerd werden.
55) HEROPSTARTEN NA HET UITSCHAKELEN OMDAT DE INGESTELDE KAMER
TEMPERATUUR BEREIKT IS
Na de STAND-BY uitschakeling, gaat de kachel in de koeling voorwaarde waarbij de afzuigsnelheid van rookgassen op maximum
wordt gebracht. Na het uitschakelen gaat de kachel in de koeling voorwaarde waarbij de afzuigsnelheid van rookgassen op de
waarde wordt gebracht ingesteld in Pr29. De herinschakeling vindt plaats, zodra de voorwaarde kamer-T < (T set - Pr43)
plaatsvond.
56) REINIGING VUURPOT
Tijdens de normale werking in de werkmodus, met tussenpozen die vastgesteld zijn door de parameter PR03, wordt de REINIGING
VUURPOT modus geactiveerd voor de door de parameter PR12 ingestelde duur.
57) UITZETTEN VAN DE KACHEL
Om de kachel uit te zetten, drukt u gewoon op de knop P4 gedurende ongeveer 2 seconden. De schroef wordt onmiddellijk gestopt
en de rookafvoer wordt op hoge snelheid gebracht. De fase van EINDREINIGING wordt uitgevoerd. De activiteit van de rookafvoer is
uitgeschakeld eens de tijd Pr39 doorlopen, nadat de rookgastemperatuur onder de waarde is gedaald in parameter Pr13.
58) OPNIEUW INSCHAKELEN VAN DE KACHEL
Het zal niet mogelijk zijn om de kachel opnieuw op te starten totdat de rookgastemperatuur niet onder de waarde van Pr13
gedaald is en er geen veiligheidstijd Pr38 is verstreken.
59) WAT GEBEURT ER ALS .... DE PELLET NIET AANGAAT
In het geval van gemiste ontsteking wordt de alarmmelding NO ACC (GEEN ONTST.) weergegeven P4 indrukken om de kachel in de
standaardvoorwaarde te brengen.
60) GEBREK ELECTRICITEIT
Als er geen netspanning is, zal de kachel bij het herinstellen in de stand van EINDREINIGING treden en wachten tot de
rookgastemperatuur verlaagt tot een waarde kleiner dan Pr13. In het geval zich een storing voordoet in de werking, komt de fiche
tussen die de onregelmatigheid signaleert die is opgetreden via het werken in verschillende modi, afhankelijk van het soort alarm.
De volgende alarmen kunnen zich voordoen:
Manuale di installazione uso e manutenzione
144