Wireless-N home-router
Het tabblad Setup (Instellingen) - Advanced Routing
(Geavanceerde routing)
In het scherm Advanced Routing (Geavanceerde routing) kunt u de dynamische en vaste routinginstellingen
configureren.
Advanced Routing (Geavanceerde routing)
NAT
Selecteer Enabled (Ingeschakeld) als de router de host is van uw internetverbinding. Selecteer Disabled
(Uitgeschakeld) als zich nog een andere router in uw netwerk bevindt. Als de NAT-instelling wordt uitgeschakeld,
wordt dynamische routing ingeschakeld.
Dynamic Routing (Dynamische routing)
Met deze functie kan de router zich automatisch aanpassen aan fysieke veranderingen in de netwerkstructuur en
routingtabellen met andere routers uitwisselen. De router bepaalt de route van de netwerkpakketten op basis van
het geringste aantal knooppunten tussen de bron en de bestemming. Selecteer Enabled (Ingeschakeld) als u
dynamische routing wilt gebruiken. Selecteer anders Disabled (Uitgeschakeld). Als de NAT-instelling wordt
uitgeschakeld, wordt dynamische routing ingeschakeld.
Static Routing (Vaste routing)
Een statische route is een vooraf bepaald pad waarover netwerkgegevens moeten gaan om bij een bepaalde host
of een bepaald netwerk te komen. Met deze functie kunt u een statische route instellen tussen de router en een
ander netwerk. U kunt maximaal 20 statische routes instellen. Als u een statische route wilt configureren, wijzigt
u de volgende instellingen:
Route Entries (Routevermeldingen). Selecteer het nummer van de statische route in het vervolgkeuzemenu.
Enter Route Name (Voer routenaam in) Geef een naam op voor de statische route. De naam mag niet langer
zijn dan 25 alfanumerieke tekens.
Destination LAN IP (IP doel-LAN) Dit is het adres van het externe netwerk of de externe host waaraan u de
statische route wilt toewijzen. Geef het IP-adres op van de host waarvoor u een statische route wilt maken.
Subnet Mask (Subnetmasker). Het subnetmasker bepaalt welk deel van een IP-adres van het doel-LAN het
netwerk en welk deel de host is.
Default Gateway (Standaardgateway) Het IP-adres van het apparaat dat als gateway dient en dat de
verbinding tussen de router en het externe netwerk of de externe host mogelijk maakt.
Interface. Selecteer LAN & Wireless (LAN & WLAN) of WAN (Internet) (WAN (internet)), afhankelijk van de
locatie van de uiteindelijke bestemming.
Hoofdstuk 5: Het configureren van de Wireless-N home-router
Het tabblad Setup (Instellingen) - Advanced Routing (Geavanceerde routing)
Afbeelding 5-12: Tabblad Setup (Instellingen) -
Advanced Routing (Geavanceerde routing)
20