Aansluiting
A: Elektrische toevoerleiding
B: Knipperlicht met antenne
C: Fotocellen
D: Sleutelschakelaar
E: Primaire contactlijst
F: Bewegende contactlijsten
Opm. 1 – als de voedingskabel een lengte van meer dan 30m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3x2,5mm
aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
Opm. 2 – de twee kabels 2x0,5mm
Opm. 3 – als er meer dan één lijst is, gelieve u de paragraaf "7.3.1 Ingang STOP" te raadplegen voor het soort aanbevolen aansluiting.
Opm. 4 – voor de aansluiting van de contactlijsten op deuren dient u de nodige maatregelen te nemen die ook aansluiting bij de in beweging zijnde vleugel
mogelijk maken.
3
INSTALLATIE
De installatie van Road400 dient door gekwalificeerd personeel uit-
gevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en regels en wat in
deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen.
3.1 - Controles vooraf
Voordat u met de installatie van Road400 begint, dient u onderstaande contro-
les uit te voeren:
• Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale staat is en
geschikt is voor gebruik en conform de voorschriften.
• Controleer of de structuur van de poort ervoor geschikt is geautomatiseerd te
worden.
• Controleer of kracht en afmetingen van de vleugel binnen de gebruikslimieten
zoals die in paragraaf "2.1 Gebruikslimieten" zijn aangegeven, vallen.
• Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk "8 Technische gegevens" te
vergelijken, dat de statische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om
de vleugel in beweging te brengen) kleiner is dan de helft van het "Maximale
koppel" en dat de dynamische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht
om de vleugel te laten bewegen als deze eenmaal loopt) kleiner is dan de
helft van het "Nominale koppel"; het is raadzaam een marge van 50% op
deze krachten aan te houden, omdat slechte weersomstandigheden de wrij-
ving kunnen verhogen.
• Controleer of er over de gehele loop van de poort, zowel bij sluiting als ope-
ning, geen punten met een grotere wrijving zijn.
• Controleer dat er geen gevaar bestaat dat de vleugel ontspoort en uit de
geleiderails loopt.
• Controleer of de mechanische stops voorbij het loopgebied van de poort
sterk genoeg zijn waarbij u erop dient te letten dat er geen vervormingen
ontstaan ook als de vleugel hard op de stop zou slaan.
• Controleer dat de vleugel goed in evenwicht is; dat wil zeggen de vleugel niet
in beweging mag komen, wanneer de manoeuvre op een willekeurige stand
onderbroken wordt.
• Controleer dat er op de plaats van bevestiging van de reductiemotor geen
wateroverlast is; monteer de reductiemotor eventueel hoog genoeg boven de
grond.
• Kies de plaats van bevestiging van de reductiemotor zo, dat deze gemakkelijk
ontgrendeld en gemakkelijk en veilig bewogen kan worden.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtingen zo geko-
zen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en of de bevestigingsvlak-
ken stevig genoeg zijn.
• Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water of een
andere vloeistof terecht kan komen.
• Houd alle onderdelen van Road400 uit de buurt van relevante warmtebronnen
en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of zouden er storin-
gen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
• Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich ervan te
vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en indien dit wel het
geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
• Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische stroomvoorzie-
ning aan welke correct geaard is.
• De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een adequate ther-
mogmagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd te zijn.
• Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet dient een inrichting
te komen die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscate-
gorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste
3,5mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact
met een stekker. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich
niet in de nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een blokkerings-
systeem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen.
TABEL 3 - Lijst kabels
Type kabel
N°1 kabel 3 x 1,5 mm
N°1 kabel 2 x 0,5 mm
N°1 afgeschermde kabel type RG58
N°1 kabel 2 x 0,25 mm
N°1 kabel 4 x 0,25 mm
N°2 kabels 2 x 0,5 mm
N°1 kabel 2 x 0,5 mm
N°1 kabel 2 x 0,5 mm
kunnen vervangen worden door één enkele kabel 4x0,5mm
2
Maximaal toegestane lengte
2
30 m (opm. 1)
2
20 m
20 m (aanbevolen lengte minder dan 5m)
voor zender
30 m
2
voor zender
30 m
2
(opm. 2)
50 m
2
(opm. 3)
30 m
2
(opm. 3)
30 m (opm. 4)
2
.
2
3.2 - Bevestiging van de reductiemotor
Als er al een bevestigingsvlak aanwezig is, dient de reductiemotor daar recht-
streeks op bevestig te worden met bijvoorbeeld expansiepluggen. Anders dient
u voor het bevestigen van de reductiemotor als volgt te werk te gaan:
1. Maak een funderingsput met de juiste afmetingen en gebruik daarbij als
aanwijzing de op afbeelding 3 aangegeven waarden
2. Zorg voor één of meer buizen waar de elektriciteitskabels doorheen kunnen
lopen zoals dat op afbeelding 4 te zien is
3. Monteer de twee verankeringsbouten op de funderingsplaat waarbij u een
moer onder en een moer boven de plaat aanbrengt; de moer onder de plaat
dient aangedraaid te worden zoals u op afbeelding 5 kunt zien, zodat het
deel met schroefdraad ongeveer 25÷35mm boven de plaat uit steekt.
4. Stort het cement en voordat dat hard wordt, dient u de funderingsplaat vol-
gens de op afbeelding 3 aangegeven hwaarden aan te brengen; controleer
dat die geheel evenwijdig aan de vleugel loopt en waterpas is. Wacht tot het
beton helemaal uitgehard is.
5. Verwijder de 2 bovenste moeren van de plaat, zet er de reductiemotor op;
con t roleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel is en draai vervolgens
de 2 meegeleverde moeren en borgringen lichtjes vast zoals op afbeelding
7 te zien is.
Als er reeds een tandheugel aanwezig is, dient u de stelschroeven af te stellen
zoals dat op afbeelding 8 te zien is zodat het rondel van Road400 zich op de
juiste hoogte bevindt waarbij er een speling van 1÷2mm met de tandheugel is.
Anders dient u voor het bevestigen van de tandheugel als volgt te werk te gaan:
6. Ontgrendel de reductiemotor zoals dat in de paragraaf "Ontgrendeling en
handmatige manoeuvre" in het hoofdstuk "Aanwijzingen en aanbevelingen
bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD" aangegeven is.
7. Open de vleugel helemaal, laat het eerste gedeelte van de tandheugel op
het rondsel rusten en controleer of het begin van de tandheugel overeen-
komt met het begin van de vleugel zoals dat op afbeelding 9 te zien is.
Controleer of er tussen rondsel en tandheugel een speling van 1÷2mm is,
en bevestig de tandheugel vervolgens met de juiste middelen op de vleugel.
Om te voorkomen dat het gewicht van de vleugel op de reductiemo-
tor komt te rusten is het belangrijk dat er tussen de tandheugel en het
rondsel van een speling van 1÷2mm is zoals u op afbeelding 10 kunt zien.
8. Verschuif de vleugel en gebruik bij het bevestigen van de andere elementen
steeds het rondsel als uitgangspunt.
9. Zaag het overgebleven deel aan het andere uiteinde van de tandheugel af.
10. Probeer nu de vleugel verschillende malen in de openings- en sluitrichting
te verschuiven en controleer of de tandheugel recht over het rondsel loopt
met een foutuitlijning van ten hoogste 5mm. En dat de speling van 1÷2mm
tussen rondsel en tandheugel daadwerkelijk aanwezig is.
11. Draai de bevestigingsmoeren van de reductiemotor krachtig aan en verze-
ker u er zo van dat deze stevig vast op de grond zit; bedek de bevestigings-
moeren met de daarvoorbestemde kapjes zoals op afbeelding 11 te zien is.
12. Bevestig de beugels voor de eindaanslagen van de standen "Open" en
"Dicht" met de bijbehorende stiften op de uiteinden van de tandheugel
zoals u op afbeelding 12 kunt zien. Denk eraan dat wanneer de eind-
aanslagen in werking treden de vleugel nog 2÷3cm doorloopt; het is dus
raadzaam de beugels van de eindaanslagen met een zekere marge op de
mechanische stops aan te brengen.
13. Vergrendel de reductiemotor zoals in de paragraaf "Ontgrendeling en
handmatige manoeuvre" in het hoofdstuk "Aanwijzingen en aanbevelingen
bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD" aangegeven is.
3.3 - Installatie van de verschillende inrichtingen
Installeer de andere inrichtingen overeenkomstig de daarop betrekking heb-
bende aanwijzingen. Controleer in paragraaf "3.5 Beschrijving van de elektri-
sche aansluitingen" en op afbeelding 15 de inrichtingen die op de Road400
kunnen worden aangesloten.
en dient er
2
Nederlands – 3