4. Draai instelschroef 4 (afb. 13) tot de zaagband van
wielen 2 en 3 (afb. 13) kan worden afgenomen.
5. Plaats de nieuwe zaagband met de niet vertande zijde
op een wijze in de zaaggleuf dat de zaagtanden om-
laag (naar de zaagtafel) wijzen.
6. Draai instelschroef 4 (afb. 12/13) totdat de zaagband
licht is gespannen.
7. Draai klemschroef 3 (afb. 12) vast en plaats messing
sluitschroef 1 (afb. 13) weer terug.
8. Controleer of de band correct in de onderste geleiding
1 (afb. 15) draait. De geleidegleuf moet precies verti-
caal zijn ingesteld. Stel de bandgeleiding eventueel in
door de klemschroef los te draaien (zoals in paragraaf
"Onderste zaagbandgeleiding controleren en instel-
len" is beschreven).
9. Monteer behuizingafdekking 1, trek inbusschroeven 2
vast.
10. Stel de zaagbandspanning eventueel bij.
De bovenste zaagbandgeleiding
instellen
voer werkzaamheden aan de zaagbandgeleiding alleen
uit bij een uitgeschakelde machine en met de stroomstek-
ker uit het stopcontact.
De stand van de bovenste zaagband-
geleiding instellen
Stel de zaagbladgeleiding voor gebruik in op een wijze
dat deze zich zo dicht mogelijk in de buurt van het werk-
stuk bevindt. Instellen gaat op de volgende manier:
1. draai schroef 1 (fig. 6) los.
2. Schuif zaagbandgeleiding 2 naar de gewenste stand.
3. Draai schroef 1 weer vast.
Bovenste zaagbandgeleiding op de
betreffende zaagbandbreedte instel-
len:
de zaagbandgeleiding is in de fabriek op de standaard-
zaagband ingesteld. Bij gebruik van toebehorenbanden
met andere afmetingen, is het event. nodig de lagers van
de zaagbandgeleiding in te stellen.
1. Draai inbusschroef 3 (afb. 14) enigszins los.
2. Verschuif instelstuk 2 op een wijze dat de achterste
rand van de zaagband over het achterste lager weg-
loopt. De markeringen met getallen kunnen dienen als
oriëntatie. Rand A dient op een plaats te zitten waarbij
het getal staat dat de zaagbandbreedte vertegenwoor-
digt.
3. Trek inbusschroef 3 vast!
34
Let op:
Bovenste zaagbandgeleiding op de
betreffende zaagbanddikte instellen:
1. het is mogelijk de zaagbanddikte te corrigeren door
middel van stelschroef 4 (afb. 14). Let erop dat de band
naar behoren wordt geleid, maar nooit mag klemmen!
Onderste zaagbandgeleiding
controleren en instellen
De band loopt in de onderste bandgeleiding in een gleuf.
De bandgeleiding is in de fabriek op een wijze ingesteld
dat de gleuf exact verticaal staat.
Dit is de juiste instelling. Als het in uitzonderingsgevallen
nodig is bandgeleiding 1 (afb. 15) bij te stellen, ga dan als
volgt te werk:
1. schroef de vier inbusschroeven 2 (afb. 12) eraf en ver-
wijder behuizingafdekking 1.
2. Maak schroef 2 (afb. 15) met een inbussleutel los en
draai de bandgeleiding naar de juiste stand.
3. Draai schroef 2 weer vast.
4. Schroef het behuizingdeksel er weer op.
Kunststofringen van de loopwielen
vervangen
De loopwielen zijn bekleed met een kunststofring ter be-
scherming van de zaagbanden. De kunststofringen zijn
aan slijtage onderhevige onderdelen die, indien nodig,
moeten worden vervangen. Controleer de kunststofringen
daarom regelmatig. Indien "slijtgage van de holling" wordt
geconstateerd, moet de betreffende ring worden vervan-
gen (afb. 16).
1. Demonteer het voorste deel van de behuizing en ver-
wijder de zaagband, zoals wordt beschreven in para-
graaf "Zaagband vervangen".
2. Steek de versleten kunststofring (afb. 17) met een
scherp, verwarmd mes door.
3. Verwarm gedurende ca. 10 minuten de nieuwe kunst-
stofring in heet water (niet kokend) en trek deze erover-
heen.
4. Plaats de band terug, span deze en monteer het voor-
ste deel van de behuizing opnieuw.
Bedrijf met diamantzaagband
Informatie voor het werken met
diamantzaagbanden
Alleen door de diamantband naar behoren te koelen kan
glas of keramiek optimaal worden gezaagd en het maakt
een lange standtijd van de band mogelijk.
In de praktijk kan dit met een penseel gebeuren: zo kunt u
het koelmiddel zuinig en nauwkeurig doseren en wordt
vermeden dat het in ontoelaatbare hoeveelheid in de ma-
chine terechtkomt. Zet daarom bij het werken gewoon een