De riemen moeten gespannen worden, om de last ge-
lijk te spreiden over beide schouders.
4.2 GEBRUIKSWIJZEN VAN DE MACHINE
LET OP!
Tijdens het werk moet de machine al-
tijd met beide handen vastgenomen worden, met
de motor rechts van het lichaam en de snijgroep
onder het niveau van de riem.
Vooraleer de eerste keer te gaan maaien, moet men
vertrouwd raken met de meest gepaste maaitechnie-
ken door het draagstel te passen, de machine stevig
vast te nemen en de handelingen uit te voeren.
Kies de meest geschikt snij-inrichting voor het werk
dat uitgevoerd moet worden en bereid de machine
en de beschermingen degelijk voor, zoals aangegen
in hoofdstuk 2).
4.3 WERKTECHNIEKEN
4.3.1 Mes met 3 punten - Mes "Tri-Arc" (Afb. 12)
Begin te snijden bovenaan de begroeiing en ga met
het mes naar beneden, op dusdanige wijze dat de ta-
ken in kleine stukken gesneden worden.
4.3.2 Mes met 4 punten (Afb. 13)
Gebruik de machine als een traditionele maaimachi-
ne, met een boogbeweging van ongeveer 60-90° tot
buiten de begroeiing enzoverder.
4.3.3 Draadhouder
LET OP!
Gebruik ALLEEN nylondraad. Het
gebruik van metalen draden, geplastificeerde me-
taaldraad of draad die niet geschikt is voor de kop,
kan ernstige verwondingen veroorzaken.
Tijdens het gebruik moet de motor stilgelegd worden
en moet het gras dat zich rond de machine gewikkeld
heeft regelmatig verwijderd worden, om oververhitting
van de aandrijvingsbuis te voorkomen, te wijten aan
gras dat zich opgehoopt heeft onder de bescherming.
Verwijder het gras met een schroevendraaien, om er-
voor te zorgen dat de staaf correct afgekoeld wordt.
LET OP!
Gebruik de machine niet om de ve-
gen, door de draadhouder over te hellen. De
kracht van de motor kan voorwerpen of keitjes tot
15 meter ver werpen en schade of verwondingen
veroorzaken.
a) Snijden in beweging (Maaien) (Afb. 14)
Ga met een correcte houding te werk, met een boog-
beweging zoals bij traditioneel maaien, zonder de
draadhouder over te hellen.
Probeer de juiste maaihoogte eerst uit in een kleine
zone, om een uniform maairesultaat te verkrijgen door
de draadhouder op een constante afstand van het ter-
rein te houden.
Voor zwaarder werk, kan het handig zijn de draadhou-
der ongeveer 30° naar links te laten hellen.
LET OP!
Doe dit niet wanneer voorwerp kun-
nen wegspringen die personen of dieren kunnen
verwonden of schade kunnen aanrichten.
b) Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de onderkant
van de draadhouder niet in aanraking komt met het
terrein en de snijlijn zich op het gewenste punt be-
vindt, waarbij de snij-inrichting altijd ver van de ge-
bruiker gehouden wordt.
c) Maaien vlakbij omheiningen / funderingen
(Afb. 15)
Nader met de draadhouder langzaam de omheining,
paaltjes, stenen, muren, enz. zonder kracht toe te
passen.
Wanneer de draad een omvangrijke hindernis raakt
kan hij breken of verslijten; wanneer hij blijft steken in
een omheining, kan hij bruusk afknakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs, funderin-
gen, muren, enz. een overmatige slijtage van de draad
veroorzaken.
d) Maaien rond bomen (Afb. 16)
Loop rond de boom van links naar rechts en nader
de stam langzaam om er niet met de draad tegen te
komen; hou de draadhouder een beetje naar voren.
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine hees-
ters kan doorsnijden of beschadigen en dat het con-
tact tussen de nylondraad en de stam van heesters
of bomen met een zachte schors de plant ernstig kan
beschadigen.
e) Regeling van de draadlengte tijdens het werk
(Afb. 17)
Deze machine is uitgerust met een kop Tap & Go.
Om nieuwe draad vrij te geven, klop de draadhouder
tegen het terrein met de motor op maximale snelheid;
de draad komt automatisch vrij en het mes snijdt de
overtollige lengte weg.
4.3.4 Zaagmes (indien toegestaan) (Afb. 18)
LET OP!
Voor het gebruik van het zaagmes,
waar toegestaan, moet de bescherming altijd ge-
monteerd zijn. Het mes moet altijd goed scherp
zijn om het risico voor terugslag te beperken.
10