DIAfrAgmA-AUtomAAt - t
De automatische diafragma-instelling stuurt de belichting automa-
tisch, aangepast aan de handmatige instelling van de sluitertijd. Deze
is daarom bijzonder geschikt voor opnamen van bewegende motieven
waarbij de scherpte van de afgebeelde beweging het beslissende
element voor de beeldvormgeving is.
Met een overeenkomstig korte sluitertijd kunt u bijvoorbeeld
ongewenste bewegingsonscherpte voorkomen, d.w.z. uw onderwerp
"bevriezen" of, omgekeerd, met een langere sluitertijd de dynamiek
van de beweging d.m.v. opzettelijk "vervagen" in beeld brengen.
Een opname in deze modus maken:
1. draai het diafragma-instelwiel (10) in de A-stand
• De ingestelde sluitertijd wordt in het wit weergegeven.
2. Stel de gewenste sluitertijd in met de bijbehorende draaiknop
(11)
3. Druk de ontspanner (8) in tot het eerste drukpunt
• De automatisch gestuurde diafragmawaarde wordt in het wit
weergegeven.
Als zelfs de kleinste, resp. grootste diafragmawaarde in
combinatie met de ingestelde sluitertijd onder- of overbe-
lichting veroorzaakt, zullen beide waarden in rood worden
weergegeven.
Als de automatisch ingestelde diafragmawaarde voor de beoogde
beeldvorming geschikt lijkt:
4. Druk de ontspanner voor de opname volledig in
Zo niet, kunt u de sluitertijd ook aanpassen voor u de ontspanner
indrukt.
hAnDmAtIgE InstELLIng - m
Als u bijv. gericht een speciale beeldwerking wilt verkrijgen die alleen
door een zeer specifieke belichting te bereiken is, of als u bij
meerdere opnamen met verschillende beelduitsneden wilt zorgen
voor absoluut identieke belichting, is de handmatige instelling van
sluitertijd en diafragma aan te bevelen.
Een opname in deze modus maken:
1. stel de gewenste sluitertijd-/diafragmawaarde in met de
instelwielen (10/11)
2. Druk de ontspanner (8) in tot het eerste drukpunt
• De sluitertijd en het diafragma worden in het wit weergegeven.
Bovendien verschijnt de schaal van de lichtbalans. Deze omvat
een bereik van ± 3 EV (belichtingswaarde) in
Instellingen binnen ±3 EV worden aangegeven door rode
streepjes en buiten de ±3 EV door rode – of +-markeringen op
de uiteinden van de schaal.
3. Pas, indien nodig, de instellingen voor een correcte belichting
aan tot de markering in het midden rood wordt
Wanneer de ingestelde waarden en/of de belichting voor de beoogde
beeldvorming geschikt lijken:
4. Druk de ontspanner voor de opname volledig in
142
/
EV-stappen.
1
3