Bedrijfs- en montagehandleiding RD-F
Opmerking!
Toestellen met opgebouwde frequentieomvor-
mers (FUK-toestellen):
De frequentieomvormer mag in geen enkel geval
gebruikt worden om het toestel aan op te tillen
noch als opstaphulp!
2.2 Opslag
• Verzekeren dat de zuigaansluiting en de drukaansluiting
gesloten zijn.
• De ventilator
-> wanneer mogelijk in de originele verpakking
-> in een gesloten ruimte
-> droog, stof- en trillingsvrij
stockeren.
• Opslagtemperatuur van -20°C tot +60°C.
• Na een opslagduur vanaf 6 maanden moeten voor de mon-
tage van de ventilator de ventilatorlagers resp. de motorla-
gers gecontroleerd worden.
• Apparaten mogen maximaal 2 jaar opgeslagen worden.
3 INFORMATIE OVER DE
INBEDRIJFSTELLING VAN DE MACHINE
3.1 Fundamentele aanwijzingen
• Voor de eerste en voor elke nieuwe ingebruikname een
zorgvuldige controle op de correcte staat van het toestel uit-
voeren. Toestellen die bijvoorbeeld bij levering of installatie,
beschadigingen vertonen, moeten aan een vakkundige con-
trole worden onderworpen.
• Opstelling, montage, bedrijf en service mogen alleen door
vakkundig personeel worden uitgevoerd. Bedrijf na een fou-
tieve montage, reparatie of een niet afgestemde vervanging
van componenten leidt tot niet-doelmatig gebruik en tot het
verlies van de garantie. Het risico dat hierdoor ontstaat wordt
alleen door de klant of de exploitant gedragen.
3.2 Opstelling, montage
• De ventilator tegen de weersomstandigheden beschermd,
horizontaal opstellen, zie ook 1.1. Bij opstelling buiten moet
in de regel een weersbescherming voorzien worden, die de
eisen onder 1.1 Doelmatig gebruik vervult en die de venti-
lator tegen weersinvloeden beschermt.
• Ook gedurende het daaropvolgend bedrijf niet aan trillings-
of schokbelastingen blootstellen. Toelaatbare trillingswaar-
den ventilator: Zie ISO 14694, BV-3.
Maximaal toegestane trillingssnelheid
(grenswaarden conform ISO 14694:2003 (E),
categorie BV-3)
Stijf gemonteerd
[mm/s]
Eff ectieve waarde
[r.m.s.]
In de inbouw
Opstart
4.5
Alarm
7.1
Shutdown
9.0
• De ventilator met de voet op de standplaats op vlakke,
vaste, voldoende ondergrond met voldoende draagvermo-
gen zonder overdracht van/belasting door trillingen stevig
vastschroeven.
• Naargelang de gebruikstoepassing moeten andere nor-
men en/of voorschriften in acht worden genomen.
www.elektror.com
• Ventilatorpoten of -consoles zijn uitsluitend ontworpen voor
het respectieve eigen gewicht van de ventilator.
• Open aanzuig- of uitblaasbuizen zijn met een slang- of
buisleiding van minimaal 1 m lengte worden voorzien.
• Zorg voor voldoende ventilatie van de motor.
Toegelaten omgevingstemperaturen bij:
standaarduitvoering met Elektror-motor en een nominale
meetspanning van 50 Hz of 60 Hz:
• Omgevingstemperatuur -20 °C tot +60 °C
Speciale spanningen, meerspanningsmotoren, voor fre-
quentieomvormer geschikte uitvoeringen, FUK-uitvoeringen,
toestellen met UL-goedkeuring, toestellen met Aircontrol of
andere motorfabrikanten:
• Omgevingstemperatuur -20 °C tot +40 °C
• Spanningstolerantie ±5 % (Uitzondering: zie „4.2 Bedrijf
met frequentieomvormer")
• Het verluchtingssysteem van de aandrijfmotor mag niet
door de inbouwsituatie beïnvloed worden.
Minimale afstand ventilatorkap (voor aanzuigkoellucht)
Aandrijfvermogen
3.3 Elektrische aansluiting
Als aandrijfmotoren worden draai- of wisselstroommotoren
gebruikt. In de apparaataanduiding staan de letters D voor
draaistroom 3~ en E voor eenfase-wisselstroom 1~.
• De aandrijfmotor moet worden beveiligd met een motor-
beveiligingsschakelaar (dit geldt niet voor apparaten die
Flexibel
met een frequentieregelaar werken). Voor apparaten die
gemonteerd
met een frequentieomvormer werken moet de bestaande
[mm/s]
temperatuursensor (ptc-weerstand) of temperatuurbewa-
ker (verbreekcontact) op de omvormer worden aangeslo-
Eff ectieve waarde
ten en geëvalueerd.
[r.m.s.]
• De aansluiting van de aardleider is in de klemmenkast
beschikbaar.
6.3
• Elektrische Aan/Uit-schakelaar als onderhouds-/reparatie-
schakelaar afsluitbaar uitvoeren.
11.8
• Door geschikte elektrische besturing moet ervoor worden
12.5
gezorgd dat de ventilator voldoende vóór- of naloop heeft
om resthoeveelheden van het te transporteren materiaal
uit het buizennet af te voeren en dichtslibbing hiervan te
voorkomen.
• Controleer of de netspanning overeenkomt met de gege-
vens op de typeplaat.
Opmerking!
De gemeten nuttige rendementen en de rende-
mentsklassen van de motoren zijn volgens IEC
60034-2-1 aangegeven voor een bedrijf met een
omgevingstemperatuur van 25 °C.
Elektror-motoren zijn conform IEC 60038 stan-
daard ontworpen voor een groter spanningsbereik
van ±10%. Het aangegeven rendement slaat echter
op de nominale meetspanning, dat wil zeggen de
uitgebreidere tolerantie wordt niet meegerekend.
Minimale afstand ten opzichte
van de ventilatorkap
[mm]
≤ 1,5 kW
34
> 1,5 kW
53
Let op!
De in deze paragraaf beschreven werkzaamheden
mogen alleen worden uitgevoerd door een elek-
tricien. Aansluiting volgens het schakelschema
in de klemmenkast en de desbetreff ende lokale
voorschriften uitvoeren.
NL
[inches]
1,34
2,09
27