Vlaams
Werking van de kachel
De kachel heeft twee vuurhaarden:
• de bovenste stookplaats (BS) dient om de kachel aan te steken.
• de onderste stookplaats (OS) dient voor de naverbranding en mag niet gebruikt
worden voor aansteken en stoken.
De naverbranding zorgt voor een efficiënt gebruik van de
brandstofenergie en een bijna volledige verbranding van de
schadelijke stoffen die zich in de rook bevinden.
Na het aansteken wordt de luchtstroom doorheen
de bovenste stookplaats naar het rookkanaal (de schoorsteen)
geleid. Wanneer de kachel een bepaalde temperatuur bereikt,
wordt de luchtstroom omgeleid, en de nog niet verbrande
gassen worden uit de bovenste stookplaats naar de onderste
stookplaats gevoerd door een opening i de bodemplaat van de
bovenste stookplaats (vermiculiet).
Boven deze opening bevindt zich een stalen koepel.
Daardoor worden de vlammen doorheen de koepel naar de
onderste stookplaats geleid met het oog op de naverbranding
van de gassen.
Automatische regeling van de verbrandingslucht
Deze kachel is uitgerust met een zelfstandige en zelfregelende luchtklep. Daarom is er
geen klephandvat aanwezig.
Primaire lucht is de verbrandingslucht die naar de primaire verbrandingszone wordt
toegevoerd, d.w.z. de gloeilaag van de brandstof. Deze lucht, die koud is, wordt enkel
tijdens de aansteekfase gebruikt.
Secundaire lucht is de lucht die naar de gasverbrandingszone gevoerd wordt, d.w.z.
lucht die bijdraagt tot de verbranding van de pyrolysegassen (voorverwarmde lucht die
voor het schoonmaken van de ruiten en voor verbranding gebruikt wordt). Deze lucht
wordt via de klep naar binnen gezogen en via de zijkanalen voorverwarmd, waarna hij
als warme spoellucht naar de ruit gestuurd wordt. Deze warme lucht spoelt langs de
ruit naar omlaat en houdt deze vrij van roet.
Wanneer de vlammen helder geel zijn, is er sprake van zuivere verbranding.
De geleidingsmondstukken bevinden zich in de achterplaat van de bovenste stookp-
laats. Zij zorgen er mee voor dat de gloeilaag altijd zuurstof krijgt en een hoge temper-
atuur behoudt. Zij zorgen voor een snelle opstart na het bijvullen en verminderen het
risico op het uitdoven van het vuur.
BELANGRIJK! - tijdens het aansteken en het stoken
Indien u de asla gebruikt, moet deze zich op de bodem van
de onderste stookplaats bevinden.
Gebruikershandleiding voor
koepel
bovenste
stookplaats
onderste
stookplaats
141