Speld hiervoor de beide loop-
wielen (5) op de as van het
onderstel (6). Positioneer ver-
volgens de onderlegplaatjes
(13) op de as en steek de be-
veiligingssplitpen (14) door de
vooraf voorziene boringen in de
as.
Klik de wielafdekkingen (12) in
de loopwielen vast.
Zet de hakselmachine (15) op
C
de vultrechter (1) neer. Schuif
het onderstel (6) in de haksel-
machine.
Bediening
In gebruik nemen
Let erop dat de netspanning met
de op het typeaanduidingplaatje
vermelde gegevens overeenstemt.
Hang de vangzak (4) in de vangzakbeves-
tigingen (3).
Aan- en uitschakelen
Maak van het uiteinde van
de verlengkabel een lus en
hang deze in de trekontlas-
ting van de voedingskabel
(7).
Sluit de verlengkabel aan.
De vulopening moet leeg zijn.
1. Schakel het apparaat via de schake-
laar "Aan/uit" (10) in.
Giet het te hakselen goed in de vultrech-
ter. Het materiaal wordt ingetrokken en
gehakseld.
2. Om uit te schakelen, draait u de scha-
kelaar "Aan/uit" (10) terug in positie
„OFF".
Het apparaat loopt nog enige tijd door
nadat het is uitgeschakeld.
Vangzak ledigen
Maak de vangzak tijdig leeg. Let
erop dat de vangzak onder het
uitwerpkanaal ongelijkmatig gevuld
wordt!
1. Schakel het apparaat uit.
2. Verwijder de vangzak (4) en maak
deze leeg.
Overbelastingsbeveiliging
Bij overbelasting, bijvoorbeeld door te
dikke takken, schakelt het apparaat auto-
matisch uit.
Om terug te starten, drukt u na een korte
wachttijd in eerste instantie de schakelaar
"Reset" (8) in en schakelt u het apparaat
vervolgens weer in.
Herstartbeveiliging
Na een stroomuitval gaat het apparaat bij
terugkeer van de netspanning niet auto-
matisch terug van start. Om in te schake-
len, drukt u de schakelaar "Aan" in.
NL
BE
31