Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
5. Start de machine opnieuw op in stand
paar seconden werking of de sproeiers goed functioneren. In
geval van een ongelijkmatig sproeipatroon, de sproeiers reinigen
of vervangen.
6. Controleer met behulp van de manometer die na de filters is
geïnstalleerd, of de waterdruk bij de pompinlaat niet hoger is dan
3 bar.
7. Controleer met behulp van de geïntegreerde manometer bij de
pompuitlaat of de bedrijfsdruk 70 bar ± 10% is.
In geval van problemen, raadpleegt u hoofdstuk 10 'Storingen,
oorzaken en remedies'.
7.2 WERKING VAN DE UNIT
De vernevelunit kan manueel of automatisch worden bediend.
7.2.1 Handbediende werking
In dit geval is het de bediener die beslist wanneer de vernevelunit
wordt gestart door de hoofdschakelaar te plaatsen zoals hieronder
afgebeeld:
Als de bediener de unit wil stoppen, moet hij de hoofdschakelaar op
OFF zetten.
Overschrijd in elk geval niet 8 à 10 uur per dag
daadwerkelijk bedrijf.
7.2.2 Automatische werking
In dit geval moet de hoofdschakelaar als volgt worden geplaatst:
De unit kan worden bestuurd door elke externe besturing (bijv. timer,
hygrostaat, thermostaat, enz.) die in staat is een elektrisch contact te
sluiten wanneer de unit moet draaien en het te openen wanneer de
unit tot stilstand moet worden gebracht.
7.3 LAATSTE STOP
Let vooral op de laatste stop vóór een lange stop (voorbeeld:
seizoensstop).
L-LC191.01.BM
NL
Maak de pomp leeg door de kraan op de waterleiding dicht te draaien
. Controleer na een
en de unit in manueel te laten draaien tot hij stopt. Leeg de overige
delen van het systeem (filters, leidingen, enz.).
Zet de hoofdschakelaar op OFF. Isoleer de machine van de
stroomvoorziening.
Zorg ervoor da de vernevelunit in een technische ruimte staat,
beschermd tegen de weersinvloeden en niet in direct contact met de
dieren.
Het routine-onderhoud bestaat uit een reeks eenvoudige handelingen
die met regelmatige tussenpozen moeten worden uitgevoerd en
waarbij de onderstaande instructies moeten worden gevolgd.
Om de machine of een van de onderdelen te reinigen, moeten de
volgende aanwijzingen in acht worden genomen:
8.1 ROUTINE-ONDERHOUD VAN DE UNIT
De temperatuur in de ruimte mag nooit lager dan 3 ºC of
hoger dan 40 ºC zijn.
Laat indien nodig de antivriespomp aanzuigen.
8. GEWOON ONDERHOUD
Alle
onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd terwijl de unit stilstaat en uitgeschakeld is.
Reinig elektrische apparatuur niet met water of andere
•
vloeistoffen;
Gebruik water of perslucht en zachte doeken voor het
•
reinigen;
Reinig de kunststof oppervlakken niet met alcohol,
•
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Indien het noodzakelijk is de olie te vervangen, moet dit
gebeuren met inachtneming van de geldende voorschriften.
Deze stoffen mogen in geen geval in het milieu vrijkomen.
Alle onderhouds- of reinigingswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd met de unit uitgeschakeld, de
hoofdwaterkraan dicht, de stroomtoevoer uitgeschakeld
en koude motor.
Activiteit
Functionele controle van alle
bedieningselementen
Controleer het oliepeil in de pomp; vul
indien nodig bij met standaardolie van
het type 15W40
Controleer de bedrijfsdruk van het water
met behulp van de manometer die in de
pompuitlaat van de machine is
ingebouwd. De referentiewaarde is
70bar ± 10%
Controleer of de sproeiers schoon zijn.
Maak ze zo nodig schoon of vervang ze.
Controleer of de veiligheidssystemen
goed werken: de unit moet stoppen als
er een tekort aan water is (sluit de kraan
voor de watertoevoer en start de unit).
moeten
worden
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
66 / 72
Publicité
