Bediening
GEVAAR
Degene die het apparaat bedient dient
–
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
Het apparaat mag nooit zonder toezicht
–
gelaten worden, zolang de motor in be-
drijf is. De bediener mag het apparaat
pas achterlaten als de motor stilgelegd,
het apparaat tegen onbedoelde bewe-
gingen beveiligd, indien nodig de par-
keerrem bediend en de sleutel (Intelli-
gent Key) verwijderd is.
Werkzaamheden aan het apparaat al-
–
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.
Om bij apparaten die van een sleutel/In-
–
telligent Key voorzien zijn onbevoegd
gebruik van het apparaat te voorkomen,
moet de sleutel/Intelligent Key uitge-
trokken worden.
Dit apparaat is niet ervoor gedacht,
–
door personen (inclusieve kinderen)
met beperkte fysieke, sensorische of
geestelijke mogelijkheden of door ge-
brek aan ervaring en/of door gebrek
aan kennis te worden benut.
Over kinderen dient toezicht te worden
–
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
Schakel het apparaat bij ondichtheden
–
onmiddellijk uit.
Let op! Apparaat bij vrijkomen van
–
schuim of vloeistof meteen uitschake-
len!
Kap niet openen bij een lopende motor.
–
Op schuine oppervlakken mag de zij-
–
waartse helling in rijrichting de waarde
die vermeld wordt in de gebruiksaanwij-
zing niet overschrijden.
WAARSCHUWING
Bij vervoer van het apparaat dient u de mo-
tor af te zetten en het apparaat goed vast te
zetten.
GEVAAR
Voor reinigings- en onderhoudswerk-
–
zaamheden aan het apparaat en het
vervangen van onderdelen of het om-
bouwen voor een andere functie moet
het apparaat worden uitgeschakeld. In-
dien voorhanden moet de netstekker
uitgetrokken worden, bij batterijgedre-
ven apparaten moet de batterijstekker
uitgetrokken resp. moeten de klemmen
van de batterij losgemaakt worden.
Reparaties mogen uitsluitend door
–
goedgekeurde klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende veiligheidsvoorschriften ver-
trouwd zijn.
Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
–
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
Toebehoren en reserveonderdelen
GEVAAR
Er mogen alleen toebehoren en onderde-
len gebruikt worden, die door de fabrikant
zijn goedgekeurd. Origineel toebehoren en
originele onderdelen staan er borg voor dat
het apparaat veilig en storingsvrij gebruikt
kan worden.
– 3
NL
Vervoer
Onderhoud
21