4 leds knipperen rood:
Er is sprake van een storing
in de accu.
1 led brandt rood:
De accu is te warm of te koud.
3 leds branden rood:
De grasmaaier is te warm.
3 leds knipperen rood:
Er is sprake van een storing
in de grasmaaier.
● Storingen verhelpen. (
20.)
8.6 Led op het oplaadapparaat
De led (3) geeft de status van het
oplaadapparaat aan. Deze kan
groen branden of rood knipperen.
De led brandt groen en de leds
op de accu branden of
knipperen groen:
De accu wordt geladen.
De led knippert rood:
Er is geen elektrisch contact
tussen de accu en het
oplaadapparaat of er is sprake
van een storing in de accu of
het oplaadapparaat.
Als de led groen brandt en 1 led op de
accu rood brandt, is de accu te warm of te
koud.
● Storingen verhelpen. (
20.)
0478 131 9927 C - NL
9. Bedieningselementen
9.1 Accuvak
Werk alleen met de grasmaaier als
het accuvak gesloten is.
Accuvak openen:
● druk de bevestigingsneus (1) iets in en
klap het deksel (2) naar achteren open.
Accuvak sluiten:
● klap het deksel (2) dicht en laat de
bevestigingsneus (1) vastklikken.
9.2 Veiligheidsstekker
10
De grasmaaier kan alleen in bedrijf
worden genomen als de
veiligheidsstekker in de voet achter de
accuhouder zit.
Kans op letsel!
Vóór alle
werkzaamheden aan het
apparaat, met name vóór het
transport, onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden en vóór
de inspectie moet de
veiligheidsstekker eruit worden
getrokken. (
● Tiel het deksel van het accuvak (1) aan
de voorkant op en houd het in
geopende positie. (
● Uittrekken:
11
● Sluit het deksel van het accuvak (1).
9.3 Schakelaar ecomodus
In het accuvak zit de schakelaar
voor de ecomodus, waarmee de looptijd
van de accu kan worden verlengd.
(
Ecomodus inschakelen:
● zet de schakelaar in stand I.
Ecomodus uitschakelen:
12
● zet de schakelaar in stand O.
9.4 Enkele duwstang instellen
(RMA 339 C)
4.)
9.1)
Duwstang omklappen:
Transportstand (voor het reinigen van het
apparaat en voor ruimtebesparend
transporteren en opslaan):
trek de veiligheidsstekker (2) uit de
voet (3) en bewaar deze gescheiden
van de grasmaaier.
Plaatsen:
druk de veiligheidsstekker (2) geheel in
de voet (3).
10.2)
Gevaar voor knellen!
Bovenstuk duwstang bij het
bedienen van de
vergrendelingshendel met één
hand op het hoogste punt
vasthouden.
Nooit vingers tussen de duwstang
en de console (boven en onder de
vergrendelingshendel) steken.
13
14
99