e) Rijregelaar en ontvangerstroomtoevoer uitschakelen
• Zet eerst de aan/uit-schakelaar van de rijreglaar (A)
in de stand "OFF" (= uitgeschakeld).
• Aansluitend moet de ontvangervoedingsspanning
worden uitgeschakeld. Zet de schakelaar (B) ook in
de stand "OFF" (uitgeschakeld).
f) De rijaccu in het voertuig plaatsen
Maak de klittenbanden van de accuhouder los. Plaats de rijaccu in de accuhouder. Trek de klittenband vast zodat de
rijaccu in de accuhouder is gefixeerd
g) Aansluiten van de rijaccu op de rijdregelaar
Schakel onmiddellijk de ontvangervoedingsspanning en de rijregelaar uit. Zie hoofdstuk 8. e).
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is of als de neutrale stand niet correct is geprogrammeerd,
zie hoofdstuk 10. a), moet u het modelvoertuig op een geschikte ondergrond plaatsen (of een startbox),
zodat de wielen vrij kunnen draaien. Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de roeren niet vast!
Verwondingsgevaar!
Om het voertuig of de rijregelaar te bedienen is een 6-cellige LiPo-accu (nominale spanning 22,2 V) nodig.
Als een andere rijaccu of een rijaccu met een hoger cellenaantal wordt gebruikt, kan niet alleen de rijregelaar
of de motor worden beschadigd, maar worden ook tandwielen, koppelingen of aandrijfassen overbelast;
de garantie vervalt!
Verbind de rijaccu met de aansluitstekker van de rijregelaar. Let hierbij op de juiste polariteit (plus/+ = rode kabel,
min/- = zwarte kabel).
A
B
101