8. Bediening
Bij het plaatsen van de hoofdunit en externe sensor, rekening houden met het max. zendbereik van 30 meter.
Niet vergeten dat het zendbereik kan worden verkleind door interferentie veroorzaakt door gebouwen, obstructies
of een scherm tussen de sensor en de ontvangsteenheid. Kies een geschikte locatie uit voor de sensor, in een
beschutte / beschermde zone buiten.
1.
Gebruik een pen om de RESET-knop (B12) op de hoofdeenheid in te drukken, alvorens met de nieuwe handeling te
beginnen.
2.
Na plaatsing van de batterijen (of na 3 seconden lang op de knop "HISTORY/WEATHER" (B7) te hebben gedrukt), begint het
pictogram weather (A11) te knipperen.
3.
Voer de huidige weersconditie in door te drukken op de knop " " (B8) of " " (B9). Druk op de knop "HISTORY/WEATHER"
(B7) om de instelling te bevestigen. Het kan zijn dat de weersvoorspelling niet nauwkeurig is, als de ingevoerde huidige
weersconditie niet correct is.
4.
De huidige weersconditie dient opnieuw te worden ingevoerd, als de hoogte van het weerstation gewijzigd wordt.
(De barometrische druk is lager op een hoger gelegen locatie. Hoogteveranderingen hebben derhalve invloed op de
weersvoorspelling.) Het weerstation begint met de eerste voorspelling 6 uur nadat de huidige weersconditie is ingevoerd.
Het weerstation heeft in totaal 5 verschillende weergaven voor de weersconditie in de weersvoorspelling:
De tendens-indicator (F) geeft de tendens van de barometrische druk aan.
geeft aan dat de barometrische druk toeneemt.
geeft aan dat de tendens van de barometrische druk stabiel is.
geeft aan dat de barometrische druk afneemt.
48
Zon
Licht bewolkt
Bewolkt
Regen
Wolkbreuk
Dit symbool wordt getoond, als de weersvoorspelling "Regen" of "Wolkbreuk" is, en de
buitentemperatuur lager is dan 0°C.