• Er mogen alleen uitlaatpijpen worden
gebruikt die geschikt zijn voor het type ge-
bruikte brandstof.
• Met een juiste uitvoering van de rookpijp is
er bij stroomuitval
een normale rooktoevoer naar buiten moge-
lijk.
• Vermijd het uitvoeren van volledig horizon-
tale stukken.
• In de ruimte waarin de ketel wordt geïnstal-
leerd mag er geen afzuigkap aanwezig zijn.
• Directe afvoer naar de muur is niet toege-
staan.
• Gezien de lage temperaturen van de rook
in gestage werking moeten de afvoerkanalen
worden gemaakt van geschikte materialen,
bestand tegen de verbrandingsproducten en
hun eventuele condensatie.
• Installeer een inspectieklep om afvoer van
eventuele gevormde condens mogelijk te
maken.
formatasi.
• Gebruik een water- en winddicht uiteinde.
• Er moet worden gezorgd voor één of meer
meetpunten voor analyse van de luchtdichte
en/of zelfborgende verbranding.
• Het is aan te raden om na de installatie de
uitstoot te controleren.
• Een trek van 12 Pa moet gegarandeerd zijn.
• Het mag niet in dezelfde ruimte als andere
verwarmingsapparaten worden geïnstal-
leerd.
INSTALLATIE
Aansluiting
ketel
Inspectiedeurtje
Ventilatierooster
naar buiten
- 237
- 237
-
-
Kegel uiteinde
Onbrandbaar
isolatiemateriaal
Ventilatiekanaal
Buitenwand
Condensopvang
Condensafvoer