De reikwijdte kan naar keuze in meter (m) of feet (ft) plaatsvinden (zie
7.7). Bij gezwenkte hoofdreflector wordt geen reikwijdte aangegeven!
Automatisch aanpassen van de aanduiding van de flitsreikwijdte
De camera's geven de flitsparameters (bijv. die voor de lichtgevoeligheid ISO,
brandpuntsafstand van het objectief, diafragma en correctie op de belichting)
door naar de flitser. De flitser past zijn instellingen daar automatisch op aan. Uit
de flitsparameters en het richtgetal wordt de maximale flitsreikwijdte berekend
en in het display aangegeven.
Daarvoor moet tussen camera en flitser een uitwisseling van gegeven plaatsvin-
den
15 Flitssynchronisatie
15.1 Normale synchronisatie
Bij de normale synchronisatie wordt de flits aan het begin van de belichting ont-
stoken (synchronisatie bij het opengaan van de sluiter). De normale synchroni-
satie is de standaardfunctie die dan ook door alle camera's wordt ondersteund.
Voor de meeste flitsopnamen is dit de meest geschikte
synchronisatie. De camera wordt, afhankelijk van de
er op ingestelde functie naar de flitssynchronisatietijd
omgeschakeld. Gebruikelijk zijn tijden tussen 1/30 s.
en 1/125 s. (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera). Op de flitser hoeft voor deze functie niets
voor te worden ingesteld en vindt er ook geen aandui-
ding plaats.
15.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (2nd curtain,SLOW2)
Sommige camera's bieden de mogelijkheid de flits te synchroniseren bij het
dichtgaan van de sluiter (2nd curtain,SLOW2). Daarbij wordt de flits pas aan
het einde van de belichting ontstoken. Daarbij wordt de flits aan het einde van
de belichtingstijd ontstoken, onmiddellijk vóór de sluiter begint dicht te gaan. Dit
is vooral een voordeel bij opnamen met langere belichtingstijden (langer dan
bijv. 1/30 seconde) en bewegende onderwerpen met een eigen lichtbron,
omdat dan de bewegende lichtbronnen een lichtstaart
achter zich laten, in plaats van dat deze zich vóór het
onderwerp opbouwt. Met het synchroniseren bij het
dichtgaan van de sluiter krijgt u bij bewegende licht-
bronnen een 'natuurlijker' van de opnamesituatie!
Afhankelijk van de erop ingestelde functie stelt de
camera langere belichtingstijden dan zijn flitssynchro-
nisatietijd in.
De synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter moet op de camera zelf wor-
den ingesteld (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera)!
Gebruik bij lange belichtingen een statief om bewegen van de camera
tijdens het opnemen te voorkomen!
15.3 Synchronisatie met lange belichtingstijden / SLOW
Sommige camera's bieden in bepaalde functies de mogelijkheid tot flitsopna-
men in combinatie met een lange belichtingstijd. In deze functie hebt u de
mogelijkheid om in schemerlicht of bij avond de achtergrond van de opname
beter in beeld te krijgen. Dit wordt bereikt door belichtingstijden die aangepast
zijn aan de lage omgevingshelderheid. Daarbij worden door de camera auto-
matisch belichtingstijden gekozen, die langer zijn dan z'n flitssynchronisatietijd.
Bij sommige camera's wordt de synchronisatie met lange belichtingstijden in
bepaalde cameraprogramma's (bijv. bij diafragmavoorkeuze 'Av', nachtopna-
meprogramma enz.) automatisch geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van
uw camera). Op de flitser hoeft u voor deze functie niets in te stellen en vindt er
ook geen aanduiding plaats.
Gebruik bij lange belichtingen een statief om bewegen van de camera
tijdens het opnemen te voorkomen!
15.4 FP-HSS-synchronisatie bij korte belichtingstijden
Sommige camera's ondersteunen de FP-HSS-synchronisatie bij korte belichtings-
tijden (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera). Met deze flitsfunctie is het
mogelijk, de flitser ook bij kortere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd
87