NEE 30
5.4.8 N
A HET MAAIEN
Ontkoppel de messen na het maaien en laat de motor in toeren afnemen. Op de terugweg
dient het maaidek in de hoogste stand te staan.
5.4.9 N
A HET WERK
Breng de machine tot stilstand, zet de gashendel in de «LANGZAAM» stand en schakel de
motor uit door de sleutel in de «STOP» stand te draaien.
LET OP!
!
onbeheerd achter te laten!
5.4.10 S
CHOONMAKEN EN STALLEN
Maak, na elk gebruik, de buitenkant van de machine schoon, leeg de opvangzak en klop
deze goed uit om alle gras- en aarderesten te verwijderen.
LET OP!
!
gras in gesloten ruimtes achter.
Reinig de kunstof delen van de machine met een vochtige spons en een schoonmaakmid-
del. Let er op dat de motor, de elektrische onderdelen en de elektronische kaart onder het
dashboard niet nat worden.
BELANGRIJK
het reinigen van de carrosserie en de motor!
Het reinigen van de binnenkant van het maaidek en het uitwerpkanaal dient, onder de vol-
gende condities, op een harde ondergrond te gebeuren:
– met de opvangzak of de steenbeschermkap bevestigd;
– de gebruiker zit op de machine;
Haal altijd de sleutel uit het contact alvorens de machine
Leeg de opvangzak altijd en laat geen containers met gemaaid
Gebruik in geen geval hogedrukreinigers of bijtende middelen voor
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN