6. Een camera gebruiken
1
: Raak
de afbeelding aan.
R Als het cameraselectiescherm wordt weergegeven,
raakt u eerst het nummer aan van de camera die u wilt
monitoren en vervolgens het beeld.
®
:
: selecteer de camera die u wilt
gebruiken voor de monitoring. ®
2
Het beeld van de camera wordt weergegeven.
R Druk op
te zeggen.
3
Druk op
om de handeling te beëindigen.
Beschikbare functies tijdens monitoring
–
De instellingen voor breedbeeld/zoom aanpassen en het
beeld verschuiven (® pagina 33)
–
De instellingen voor beeld en geluid aanpassen (®
pagina 33)
–
De camera een waarschuwingsgeluid laten weergeven
(® pagina 24)
–
Gemonitord beeld opnemen (® pagina 20)
Opmerking:
R Monitoringtijd:
–
: ongeveer 90 seconden (tot 3 minuten te
verlengen door handelingen uit te voeren tijdens de
monitoring)
–
: ongeveer 3 minuten
R Wanneer het beeld maar moeilijk te zien is, bijvoorbeeld in
het donker of bij veel tegenlicht, wijzigt u de instelling
[Helderheid] van de camera of activeert u de instelling
[Tegenlichtcompensatie]. (® pagina 27)
6.3 Wanneer camerasensoren
worden geactiveerd
Wanneer een camerasensor wordt geactiveerd, worden de
hoofdmonitor en de submonitor hiervan op de volgende manier
op de hoogte gebracht.
1
Wanneer een sensor wordt geactiveerd, is het belsignaal
te horen en worden camerabeelden weergegeven
gedurende ongeveer 30 seconden.
R Spreken tegen de andere partij aan de zijde van de
camera:
Druk op
R De andere partij monitoren (bekijken en
beluisteren) zonder te spreken:
24
in het hoofdmenu en vervolgens
(
)
om iets tegen de gemonitorde partij
.
: raak
–
De monitoringtijd is ongeveer 90 seconden (tot 3
minuten te verlengen door handelingen uit te
voeren tijdens de monitoring).
: druk op
–
De monitoringtijd is ongeveer 3 minuten.
R De camera een waarschuwingsgeluid laten
weergeven:
: raak
® [Geluid afspelen] aan.
:
(
(
)
Beschikbare functies wanneer een sensor is afgegaan
–
De instellingen voor breedbeeld/zoom aanpassen en het
beeld verschuiven (® pagina 33)
–
Instellingen voor de helderheid aanpassen (®
pagina 34)
–
Gemonitord beeld opnemen (® pagina 20)
Opmerking:
R Op het moment dat de camerasensoren worden
geactiveerd, worden automatisch beelden opgenomen op
de SD-kaart. (® pagina 25)
R Nadat een sensor is geactiveerd, is er pas weer detectie
met een sensor mogelijk 10 seconden nadat de weergave
van de beelden van de eerste geactiveerde sensor is
gestopt. (U kunt selecteren hoelang er geen detectie
plaatsvindt. ® pagina 26)
R Wanneer het beeld maar moeilijk te zien is, bijvoorbeeld in
het donker of bij veel tegenlicht, wijzigt u de instelling
[Helderheid] van de camera of activeert u de instelling
[Tegenlichtcompensatie]. (® pagina 27)
R U kunt het volume en de soorten geluiden wijzigen die de
instelling [Waarschuwingsgeluid] gebruikt. (®
pagina 28)
6.4 Detectie door camerasensor
uitschakelen voor een bepaalde duur
(alleen hoofdmonitor)
Indien gewenst kan de detectie door de camerasensor voor een
bepaalde duur worden uitgeschakeld.
–
Wanneer de sensor is uitgeschakeld, gaan er geen
meldingen naar de hoofd- en submonitor en worden er
geen beelden opgenomen.
–
Wanneer er meerdere camera's zijn, worden de sensoren
van alle camera's uitgeschakeld.
aan.
.
® [Waarschuwingsgeluid]
) ®
: "Waarsch." ®