3.
ExTERNE START
(alleen van toepassing indien een elektropatroon is
gemonteerd)
Wilt U dat de wagen is opgewarmd als U arriveert?
In dat geval kan Uw buurman of de campingbeheerder
de verwarming starten zonder naar binnen te gaan. Een
voorwaarde is in dit geval dat er een elektropatroon is
gemonteerd en dat er een adapter (artikel nr. 2921 520)
op de elektropatroonunit is aangesloten.
Ga op de volgende manier te werk:
1.
Zet de adapter in een 230 Volt stopcontact.
2.
Zet het 12 Volt contactstekkertje in het stekkercontact
op het bedieningspaneel van de ketel (zie fig. 1J).
3.
Stel het gewenste effect voor de circulatiepomp in op
het bedieningspaneel.
4.
Zet de hoofdschakelaar in de wagen uit.
5.
Leg de 230 Volt kabel uit, naar een electriciteitspaal
of naar de stroomkast van de wagen.
6.
Als dan de verwarming gestart moet worden, kan de
stekker van de stroomkabel in de het paalcontact of
in de stroomkast van de wagen worden gestoken.
7.
De elektropatroon en de circulatiepomp starten dan
dankzij de adapter die de stroomspanning naar 12
Volt transformeert.
4.
wARMwATERBOILER
Deze gasketel kan worden uitgerust met een roest-
vrijstalen boiler van het z.g. voorraadtype. Deze boiler
heeft een volume van 7 liter en levert bij maximaal ge-
bruik een hoeveeiheid van 12,5 liter water van 40 °C.
Als de boiler gebruikt moet worden dient de gasver-
warming 20 minuten van te voren worden aangestoken
en op maximale verwarming worden ingesteld om een
maximale hoeveelheid warm water te verkrijgen. Als de
elektro patroon wordt gebruikt moet een langere op-
warmtijd in acht worden genomen.
De boiler moet altijd goed gespoeld worden, voordat
deze in gebruik wordt genomen, vooral als deze lange
tijd niet is gebruikt.
N.B.! Hoewel de boiler tegen vorst is beschermd,
moet deze toch worden afgetapt als het risico voor
vorst zich voordoet en de wagen niet wordt gebruikt.
Tap de boiler op de volgende manier af:
Leeg het waterreservoir. Draai de aftapkraan van de
waterleiding open (fig 6b) en open ook de ontluchting-
snippel van de boiler (fig 6c) en laat het water dat in de
boiler zit eruit lopen. Als er geen aftapkraan is gemon-
teerd, kan ook de slang van de nippel aan de boiler wor-
den losgemaakt. Laat het geheel op deze manier staan
totdat de wagen weer in gebruik wordt genomen.
5.
ONDERHOuD VAN HET
VER wAR MINGS SySTEEM
Controleer regelmatig het vloeistofniveau in het expan-
sievat van de ketel. Als de ketel koud is, dient het niveau
ca. 1 cm boven het minimumstreepje te staan.
Het systeem moet worden gevuld met water en 40%
anti-vries van hetzelfde soort als in automotoren wordt
24
gebruikt (geen dieselmotoren). Indien de installatie aan
temperaturen lager dan -25 °C wordt blootgesteld moet
het anti-vriesgehalte worden verhoogd, doch niet meer
dan tot 50%.
Het anti-vriesgehalte moet worden gecontroleerd voor-
dat water wordt bijgevuld, om te verhinderen dat de
concentratie van anti-vries in het mengsel te hoog wordt.
Het anti-vriesmengsel moet om de twee jaar worden
ververst, omdat de eigenschappen van de anti-vries,
zoals b.v. roestwering slechter worden.
Het verwarmingssysteem mag nooit zonder antivries-
vloeistof komen te staan.
Als het vloeistofniveau zakt om een andere reden dan
gewone verdamping, moeten alle verbindingen, de
aftapkraan en ontluchtingsnippels worden gecontroleerd
op lekkage. Als er anti-vriesvloeistof heeft gelekt, moet
dit worden weggespoeld en drooggeveegd.
Ook het gassysteem moet regelmatig op lekkage wor-
den gecontroleerd, zodat aansluitingen, verbindingen
en slangen niet lekken. De slangen die voor het gas
worden gebruikt moeten om de twee jaar worden ver-
vangen, aangezien deze uitdrogen en scheurtjes krijgen,
hetgeen lekkage tot gevolg kan hebben.
Het bijvullen van de vloeistof:
Zorg ervoor dat de caravan / camper horizontaal staat
voordat er wordt bijgevuld, zodat er geen luchtzakken
kunnen ontstaan. Controleer eerst of alle ontluch tings-
nippels en kranen dicht zijn. Verwijder de bovenste
frontplaat (zie fig 7) trek deze eerst naar boven, met de
onderkant naar buiten gericht en daarna naar beneden.
Draai de moer van de pomp los en til de pomp op. Giet
het mengsel van water en anti-vries voorzichtig in het
expansievaatje.
N.B. Alcohol mag niet als vorstwerend middel wor
den gebruikt. Er mag geen radiatorcement in het
systeem worden gebruikt.
5:1
Ontluchting van het systeem
Tijdens het bijvullen van de vloeistof kunnen er lucht-
zakken ontstaan afhankelijk van de manier waarop het
systeem is geïnstalleerd. Als de warmte b.v. niet verder
komt dan slechts één meter, ondanks dat de
circulatiepomp draait, is dit een teken dat er lucht in het
systeem zit.
Ontluchten:
Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is. Zet de circulatie-
pomp uit. Draai eerst de ontluchtingsnippels open (zie
instructieboekje van de wagen om te zien waar ze zit-
ten). Laat ze open staan tot er water uit de nippels komt.
Start daarna de circulatiepomp en laat deze een poosje
draaien. Controleer of de leidingen en de radiatoren in
de hele wagen warm worden.
Als het ontluchten moeilijk gaat, kan men op de
volgende manier te werk gaan:
Zet de circulatiepomp uit. Krik de wagen aan de achter-
zijde op, of zet de wagen op een helling (zie fig. 8). Laat
de wagen zo enige tijd staan, zodat de lucht naar boven
kan komen.
NL