NL
NL
J.
Stroomaansluiting 12 V DC. (wordt o.a. gebruikt bij
een externe start (zie hoofdstuk 3.0).
K.
Controlelampje voor ontstekingsvonk.
L.
Thermostaatknop.
2:2
Het aanzetten van de gasketel
1.
Draai de hoofdkraan van de gastoevoor open.
2.
Draai de thermostaatknop naar de ontstekingspositie
(zie fig 2). Het controlelampje voor de ontstekings-
vonk zal nu gaan knipperen.
3.
Druk de thermostaat helemaal in. Houd de knop
ingedrukt gedurende 15 seconden nadat het con-
trole-lampje is uitgegaan. (De hoofdvlam brandt
als het controle lampje is uitgegaan, maar om de
ontstekings beveiliging open te houden, dient de ther-
mostaatknop de benodigde tijd te worden ingedrukt).
4.
Laat de thermostaatknop los.
5.
Draai de knop naar de bedrijfspositie en stel de ge-
wenste temperatuur in (zie hoofdstuk 2.4).
6.
Als het controlelampje direct weer gaat knipperen
nadat de knop is losgelaten, betekent dit dat de
hoofd brander weer is uitgegaan. Druk de knop nog
een keer in, maar houd hem deze keer iets langer
ingedrukt.
7.
Door het kijkglaasje in de onderste mantelplaat kunt
U controleren of de brander brandt.
Als de ketel uit gaat, moet de thermostaatknop naar de
stoppositie worden gedraaid (zie fig.3). Wacht drie minu-
ten en steek de brander opnieuw aan.
De ketel is voorzien van een automatische zelfontste-
king. Als de ketel om de een of andere reden uit mocht
gaan, houdt dit in dat de ketel uit zichzelf opnieuw
zal trachten te starten na ca. 20 seconden (totdat de
ontstekings beveiliging de gastoevoer onderbreekt).
Mocht het gas opraken als de ketel in bedrijf is begint
het controlelampje te knipperen totdat de ketel wordt
uitgezet, of totdat de ketel opnieuw wordt gestart.
2:3
Het uitzetten van de gasketel
1.
Draai de thermostaatknop rechtsom tot de stopposi-
tie (zie fig 2). Na ca 20 seconden zal een "klikgeluid"
aan geven dat de ontstekingsbeveiliging is afgesloten.
2.
Zet de circulatiepomp uit.
3.
Draai de hoofdkraan van de gastoevoer dicht.
N.B. Een ketel die is uitgezet of uitgegaan mag pas
na 3 minuten weer opnieuw worden ontstoken.
2:4
Hoe de verwarming het best wordt
inge steld
Om een aangename verwarming en een zuinige ver-
branding te verkrijgen is het belangrijk, dat de water-
temperatuur van het systeem optimaal wordt ingesteld.
Bij lage buitentemperatuur is een hogere water-
temperatuur nodig dan bij meer normale temperatuur-
verhoudingen. De ideale instelling van de thermostaat-
knop wordt bereikt als de circulatiepomp voor ca 75%
van de tijd in bedrijf is.
Als de ketel koud is, mag de thermostaat gedurende
de eerste 10 minuten niet op maximum worden
gezet. Zet de thermostaat de eerste 10 minuten in de
middenpositie.
De getallen op de knop van de thermostaat corre-
sponderen met het aantal graden van de water-
temperatuur in de ketel volgens de gegevens van fig. 4.
Bij koud weer kunnen de gasverwarming en de elektro-
patroon gelijktijdig in bedrijf worden gesteld. Op
deze manier wordt een maximaal effect van de ketel
verkregen.
Als de ketel wordt gebruikt in hoog gelegen gebieden,
verandert het kookpunt van het vloeistofmengsel van-
wege het luchtdrukverschil. Als deze situatie zich voor-
doet moet de systeemtemperatuur van de unit worden
verlaagd in verhouding tot de hoogte waarop men zich
bevindt (zie fig 5).
Om het principe van een op water gebaseerd ver-
warmingssysteem goed te kunnen benutten is het van
belang dat de circulatielucht vrij kan passeren onder
bedkasten en achter de rugkussens. Als de wagen
wordt voorzien van vaste vloerbedekking, moet er voor
worden gezorgd dat de inzuigopeningen van de warmte-
wisselaars vrij blijven. Het is ook belangrijk dat kussens
en dekens de luchtcirculatie achter de rugkussens niet
belemmeren.
2:5
Het instellen van de kamer tempera tuur
Door middel van de kamerthermostaat kan de in de
wagen gewenste temperatuur worden ingesteld. De
draaiknop van de thermostaat is voorzien van een
schaal van 5 - 30 °C.
2:6
De circulatiepomp
Om het opgewarmde water in het systeem te laten cir-
culeren is een circulatiepomp nodig. Voor de standaard-
uitvoering van de gasketel is een pomp van 12 Volt
geinstalleerd. De unit kan bovendien worden uitgebreid
met een elektropatroon die is voorzien van een 230 Volt
circulatiepomp.
De keuze van de pomp die gebruikt gaat worden, en
tevens de keuze tussen thermostaataansturing en con-
stant gebruik wordt gedaan op het bedieningspaneel.
2:7
Elektrische verwarming
Als er een elektropatroon is gemonteerd kan deze al-
leen worden gebruikt indien er een 230 Volt electrische
aansluiting aanwezig is. De elektropatroon wordt in
twee uitvoeringen geleverd. Eén zonder en één met
circulatie pomp. Het effekt van de elektropatroon ligt op
1000 en 2000 Watt. Het gewenste effect wordt via het
bedienings paneel geselecteerd. Aan de binnenkant
van de bemanteling van de elektropatroon zitten twee
thermo staten. De ene thermostaat zorgt ervoor dat de
elektropatroon een constante bedrijfstemperatuur van
80 °C houdt, terwijl de andere als een beveiliging tegen
oververhitting functioneert, voor het geval dat de spiraal
om de een of andere reden zou droogkoken. Als deze
beveiliging het systeem heeft geblokkeerd kan deze
weer worden teruggezet door het resetknopje aan de
zijkant van de elektropatroon in te drukken (zie fig. 6A).
Zorg ervoor dat textiel en ander brandbaar materiaal niet
in contact kan komen met de elektropatroonunit.
N.B.! Alle electrische reparaties en/of ingrepen moe
ten worden gedaan door een vakman.
23