GEBRUIK VAN DE MACHINE
• Valkerf onderaan de boom
Maak een inkeping met een diepte van 1/3 van
de stamdiameter, haaks op de valrichting, zoals
afgebeeld in Afb. 12.
Begin met de onderste horizontale zaagsnede.
Zo wordt er vermeden dat de zaagketting of het
blad bij de tweede zaagsnede ingeklemd wordt.
• Achterste velsnede
– Maak de velsnede aan de achterkant minstens
50 mm boven de horizontale snede van de
valkerf zoals afgebeeld in Afb. 12. De achter-
ste velsnede moet parallel aan de horizontale
snede van de valkerf staan. Maak de achterste
velsnede zodanig dat er voldoende hout over-
blijft dat als scharnier dient. Het hout van de
scharnier belemmert het draaien van de boom
en zorgt ervoor dat de boom niet in de verkeerde
richting valt. Maak geen sneden in de scharnier.
– Als de zaagsnede in de buurt van de scharnier
komt, begint de boom te vallen. Als er gevaar
bestaat dat de boom niet in de gewenste richting
valt of dat hij achterover zou kunnen hellen en
zo de zaagketting zou kunnen verbuigen, stop
dan met zagen zonder de achterste velsnede af
te maken en gebruik houten, kunststof of alumi-
nium wiggen om de zaagsnede verder open te
maken en de boom in de gewenste valrichting
te vellen.
– Zodra de boom begint te vallen, de kettingzaag
uit de snede halen, de motor afzetten, de ket-
tingzaag op de grond leggen en dan in de vooraf
besloten richting weglopen. Pas op vallende tak-
ken en let op waar u loopt.
• Takken van een boom snoeien
Snoeien betekent de takken van een gevelde
boom afzagen. Als er takken gesnoeid worden
moeten de grotere, onderste takken niet afge-
zaagd worden om de stam te steunen. Verwijder
de kleine takken in één keer zoals afgebeeld in Afb.
13. U kunt het beste de onder spanning staande
takken vanaf de onderkant afzagen om te voorko-
men dat de kettingzaag doorbuigt.
LET OP!
de tak op de grond, op de mogelijkheid dat die
in spanning staat, op de richting die de tak
kan aannemen tijdens het zagen en op de mo-
gelijke instabiliteit van de boom na het afza-
gen van de tak.
Let op de steunpunten van
• Een stam doorzagen
Met doorzagen wordt het dwars in stukken zagen
van boomstammen bedoeld. Het is belangrijk ste-
vig op de grond te staan met uw gewicht gelijk-
matig over beide benen verdeeld. Indien mogelijk,
kunt u het beste de boomstam omhoog zetten met
behulp van takken, andere boomstammen of hout-
blokken. Volg makkelijke richtingen om het zagen
te vergemakkelijken.
– Wanneer de stam over de gehele lengte rust, zo-
als afgebeeld in Afb. 14A, wordt hij van bovenaf
gesneden (bovenste zaagsnede).
– Wanneer de stam enkel op een uiteinde rust,
zoals afgebeeld in Afb. 14B, dient men 1/3 van
de doorsnede van de onderste kant (onderste
zaagsnede) door te zagen. Daarna moet u van
boven naar onder zagen naar de eerste zaag-
snede toe.
– Wanneer de stam op beide uiteindes rust, zoals
afgebeeld in Afb. 14C dient men 1/3 van de
doorsnede van boven af door te zagen (bovenste
zaagsnede). Dan kan u 2/3 van de boomstam
van onderaf doorzagen naar de eerste zaags-
nede toe.
– Het doorzagen van een stam wordt vergemak-
kelijkt door het gebruik van de pal (Afb. 14D).
• Steek de pal in de stam, voer een hefboom-
kracht uit op de pal en laat de machine een
boogvormige beweging maken zodat het blad
in het hout kan dringen.
• herhaal de handeling meerdere keren indien
nodig, door het steunpunt van de pal te ver-
plaatsen.
– Als er een boomstam op een helling doorge-
zaagd wordt, moet u altijd boven de boomstam
staan, zoals afgebeeld in Afb. 15. Om de con-
trole over de zaag niet te verliezen als de boom-
stam bijna helemaal doorgezaagd is, moet u de
druk op de zaagsnede verminderen zonder de
grip op de handgrepen van de zaag te verminde-
ren. De zaag mag de grond niet raken.
Na de boomstam doorgezaagd te hebben, moet
u wachten tot de zaagketting stil staat voor hem
te verplaatsen. Zet altijd de motor af als u van de
ene naar de andere boom gaat.
3. NA HET WERKEN
Na het werken:
– Schakel de motor uit zoals eerder aangegeven
(Hoofdstuk 6).
– Wacht tot de ketting tot stilstand gekomen is en
laat de machine afkoelen.
– Verwijder alle sporen van zaagsel of olieresten
van de ketting.
11
NL