INSTALLATIE
INSTALLATIE
1. Motor met overbrenging A6 VEC, zie gebruiksaanwijzing 443 393.
2. Bedieningsbox PEG1, zie gebruiksaanwijzing 443 392.
3. Sluit de lasautomaat aan volgens het schema, op blz. 51.
Gelijkstroom:
S
Sluit de bedieningskabel (08) aan tussen de lasstroombron (01) en be-
G
dieningsbox PEG1.
Sluit de van kabelschoenen voorziene leiding (07) aan tussen de las-
G
stroombron en de shunt.
Sluit de draad aan op de positieve pool.
G
Wisselstroom:
S
Sluit de bedieningskabel (08) aan tussen de lasstroombron (01) en
G
bedieningsbox PEG1 (02).
Sluit de lasleiding (07) aan tussen de lasstroombron (10) en de shunt.
G
Sluit de retourleiding aan tussen de lasstroombron (01, 10) en het werkstuk.
S
Sluit de meetleiding (09) aan tussen het werkstuk en de lasstroombron
S
(01, 10) of tussen het werkstuk en bedieningsbox PEG 1 (02) (b.v. wanneer
men een ander stroombronmerk gebruikt).
Sluit de motor met overbrengingsverhouding A6 VEC aan op bedieningsbox
S
PEG1 (02).
Sluit een eventuele projectorlamp aan op bedieningsbox PEG1 (02).
S
4. Controleer of bedieningsbox PEG1 aangesloten is volgens de tabel op blz.
48 en of de overbrengingsverhouding en het ankertoerental gekozen zijn vol-
gens deze tabel.
5. Indien schuif met motoraandrijving, zie gebruiksaanwijzing 443 394.
6. Indien lasnaadvolgeruitrusting A6 GMD, zie gebruiksaanwijzing 443 403.
7. Kies het draadtype en het laspoeder zo dat het lasmetaal op analysegebied
in grote lijnen overeenkomt met het basismateriaal. Kies de draaddimensie en
de lasgegevens volgens de aanbevolen waarden van de toevoegmateriaalleve-
rancier.
dfa3i1ha
- - 40 - -