6. Controleer het oliepeil op de peilstok.
7. Als het oliepeil laag is, vult u bij met motorolie en
controleert u het oliepeil opnieuw.
Motorolie verversen
WAARSCHUWING: Motorolie is nog erg
heet direct nadat de motor is uitgezet. Laat
de motor afkoelen voordat u de motorolie
aftapt. Als u motorolie morst op uw huid,
was die dan af met water en zeep.
1. Gebruik het product totdat de brandstoftank leeg is.
2. Verwijder de ontstekingskabel van de bougie.
3. Verwijder de olietankdop.
4. Plaats een opvangbak onder het product om de
motorolie in op te vangen.
5. Kantel het product om de motorolie uit de olietank af
te tappen.
6. Vul bij met nieuwe motorolie van het type dat wordt
Technische gegevens op pagina 186 .
aanbevolen in
7. Controleer het oliepeil. Zie
pagina 184 .
Luchtfilter
Een luchtfilter dat lange tijd is gebruikt, kan niet volledig
worden gereinigd. Vervang het luchtfilter regelmatig.
Let op: Vervang een beschadigd luchtfilter altijd.
Kunststof schuimfilter reinigen
1. Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het
kunststof schuimfilter.
2. Reinig het kunststof schuimfilter met water en zeep.
3. Spoel het kunststof schuimfilter af in schoon water.
4. Knijp het water uit het kunststof schuimfilter en laat
het drogen.
OPGELET: Gebruik geen perslucht. Dit
kan het kunststof schuimfilter
beschadigen.
5. Smeer het kunststof schuimfilter met motorolie.
6. Duw een schone doek tegen het kunststof
schuimfilter om overtollige olie te verwijderen.
7. Zet het luchtfilter terug. Controleer of het luchtfilter
de luchtfilterhouder volledig afsluit.
8. Zet het luchtfilterdeksel terug.
Transport en opslag
•
Controleer voor opslag en vervoer van het product
en de brandstof of er geen lekken of dampen zijn.
801 - 003 - 04.10.2018
Oliepeil controleren op
Vervoer, opslag en verwerking
Bougie controleren
OPGELET: Gebruik altijd het juiste
bougietype. Een verkeerd type bougie kan
schade aan het product veroorzaken.
•
Controleer de bougie als de motor weinig vermogen
heeft, niet gemakkelijk te starten is of stationair niet
goed draait.
•
Volg deze instructies om het risico van ongewenst
materiaal op de elektroden van de bougie te
beperken:
a) Zorg ervoor dat het stationair toerental altijd juist
is afgesteld.
b) Zorg dat het brandstofmengsel correct is.
c) Zorg dat het luchtfilter schoon is.
•
Maak de bougie schoon als deze vuil is en
controleer of de afstand tussen de elektroden correct
Technische gegevens op pagina 186 .(Fig. 33 )
is, zie
•
Vervang de bougie indien nodig.
Brandstofsysteem controleren
•
Controleer de brandstoftankdop en de afdichting van
de brandstoftankdop om te zien of er geen schade
is.
•
Controleer de brandstofslang om te controleren of er
geen lekken zijn. Als de brandstofslang beschadigd
is, laat deze dan door een servicemonteur
vervangen.
Koppelingskabel afstellen
Als de aandrijving traag lijkt, moet de koppelingskabel
worden afgesteld.
1. Bevestig de koppelingskabel in een ander gat op de
aandrijfhendel om de lengte ervan af te stellen.
Verkort de koppelingskabel om de rijsnelheid te
verhogen. Verleng de koppelingskabel om de
rijsnelheid te verlagen.(Fig. 34 )
Let op: Als de aandrijving is ingeschakeld terwijl u
niet aan de aandrijfhendel trekt, moet u de
koppelingskabel verlengen.
2. Gebruik de stelschroef voor de fijnafstelling van de
rijsnelheid. Draai de stelschroef linksom om de
rijsnelheid te verhogen. Draai de stelschroef
rechtsom om de rijsnelheid te verlagen.(Fig. 35 )
Als de aandrijving ook na de afstelling traag lijkt, laat
dan de aandrijfriem vervangen door een erkende
servicemonteur.
Vonken of open vuur, bijvoorbeeld van elektrische
apparaten of ketels, kunnen tot brand leiden.
•
Gebruik altijd goedgekeurde containers voor opslag
en transport van brandstof.
185