2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
Voor het losmaken van het
beschermrooster de motor afzetten.
Het beschermrooster moet altijd zijn
gesloten en geborgd, als de zuigpijp
niet is gemonteerd – kans op letsel
door contact met roterende onderde‐
len! Bovendien kan er schade aan de
motor ontstaan.
2.12
Werktechniek
Voor het minimaliseren van de blaastijd de hark
en bezem gebruiken om het vuil voor het
schoonblazen los te maken.
– Indien nodig het schoon te blazen oppervlak
met water besproeien om sterke stofvorming
te voorkomen.
– Het vuil niet in de richting van personen,
vooral kinderen, huisdieren, in de richting van
openstaande ramen of net gewassen auto's
blazen. Vuil voorzichtig wegblazen
– Bij elkaar geveegd vuil in een vuilniscontainer
afvoeren, niet op het perceel van de buurman
blazen
– Motorapparaten alleen gedurende de werku‐
ren gebruiken – niet 's ochtends vroeg, laat in
de avond/nacht of tijdens de middagpauze, als
mensen er hinder van kunnen ondervinden.
De lokaal voorgeschreven rusttijden aanhou‐
den
– De bladblazer laten draaien met een zo laag
mogelijk motortoerental waarbij de blaascapa‐
citeit voldoende is voor de werkzaamheden
– De uitrusting voor de ingebruikneming contro‐
leren, vooral de uitlaatdemper, de luchtaanzui‐
gopeningen en het luchtfilter
2.13
Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
– Warme handen
– Rustpauzes
De gebruiksduur wordt verkort door:
– Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte
doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers,
kriebelen)
– Lage buitentemperaturen
– De mate van kracht uitgeoefend door de han‐
den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐
bloeding nadelig)
0458-296-7621-F
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het motor‐
apparaat en bij het herhaald optreden van de
betreffende symptomen (bijv. vingers kriebelen)
wordt een medisch onderzoek geadviseerd.
2.14
Onderhoud en reparaties
Het motorapparaat regelmatig onderhouden.
Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaam‐
heden uitvoeren die in de handleiding staan
beschreven. Alle andere werkzaamheden laten
uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als
dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken of
schade aan de handrugnevelspuit. Bij vragen
contact opnemen met een geautoriseerde dea‐
ler.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te
monteren. Deze zijn qua eigenschappen opti‐
maal op het apparaat en de eisen van de gebrui‐
ker afgestemd.
Voor reparatie-, onderhouds- en schoonmaak‐
werkzaamheden altijd de motor afzetten – kans
op letsel! – Uitzondering: afstelling carburateur
en stationair toerental.
De motor mag bij een losgetrokken bougiesteker
of bij een losgedraaide bougie niet met behulp
van het startmechanisme worden getornd –
brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de
cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open
vuur onderhouden en opslaan.
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL
vrijgegeven bougies – zie "Technische gege‐
vens" – monteren.
Bougiekabel controleren (goede isolatie, vaste
aansluiting).
Controleer of de uitlaatdemper in een goede
staat verkeert.
Niet met een defecte of zonder uitlaatdemper
werken – brandgevaar! – Gehoorschade!
De hete uitlaatdemper niet aanraken – gevaar
voor brandwonden!
Nederlands
7