NEDERLANDS
VOOR HET STARTEN VAN DE MACHINE
WAARSCHUWING!
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal
zijn.
Controleer of de afvalcontainer (17) goed is gesloten.
Als de machine na het transport nog niet is gebruikt, moet u eerst controleren of alle blokken en
blokkeermiddelen die bij het transport zijn gebruikt wel zijn verwijderd.
1.
Open waar nodig de motorklep (7), draai de dop (61) los en vul brandstof bij; sluit daarna de motorklep (7) weer.
WAARSCHUWING!
Giet de brandstoftank niet helemaal vol. De brandstof gaat uitzetten en daarom mag de tank niet verder dan 25
mm onder de rand van de vulmond worden bijgevuld.
2.
Voer wanneer nodig de onderhoudswerkzaamheden uit die in het onderhoudsschema worden aangegeven (zie het
betreffende deel).
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
Starten van de machine
1.
Ga op de bestuurdersstoel (25) zitten.
2.
Stel waar nodig de stand van de stoel naar wens af met de hendel (31).
Stel waar nodig de helling, naar voren of naar achteren, van de stuurkolom (1) naar wens af met de hendel (93).
WAARSCHUWING!
Sluit de hendel van de starter niet, maar laat deze altijd open voordat u de benzinemotor start: voor het
ontstekingssysteem op deze machine is het gebruik van de starter niet nodig.
WAARSCHUWING!
Start de benzinemotor niet met de handmatige trekstarter: de motor heeft een elektrische ontsteking die via de
startmotor wordt geactiveerd.
3.
Draai de contactsleutel (82) op 'I', daarna op 'II' om de benzinemotor te starten. Als de motor is gestart, laat u de contactsleutel
meteen los; deze sleutel gaat naar 'I'.
WAARSCHUWING!
Druk tijdens het starten van de motor met de contactsleutel (82) het gaspedaal (2) niet in.
WAARSCHUWING!
Na het starten blijft de motor niet stationair draaien, maar gaat meteen naar het ingestelde toerental.
De gashendel is door de fabrikant gekalibreerd: deze mag niet met de hand worden aangeraakt of worden
gebruikt om het toerental van de motor te wijzigen!
WAARSCHUWING!
De motor mag niet worden gestart als de motorkap (7) open staat. Een veiligheidssysteem voorkomt dan dat er
kan worden gestart.
4.
Laat de motor enkele minuten opwarmen, tot de omgevingstemperatuur.
5.
Schakel de parkeerrem uit door het pedaal (3) in te drukken en weer los te laten.
6.
Ga op de werkplek zitten en start de machine met de handen op het stuur (2). Druk op het voorste deel van het pedaal om de
machine voorwaarts te bewegen en op het achterste deel om de machine achterwaarts te bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal (2).
OPMERKING
De stoel (25) is uitgerust met een veiligheidssensor waardoor de machine alleen via het pedaal (2) kan worden verplaatst
als de bediener op de bestuurdersstoel zit.
14
GEBRUIKSAANWIJZING
146 2559 000(2)2007-02 A
SR 1100S P