Spannen van de zaagketting:
Leg de hoogsnoeier zoals afgebeeld op een recht vlak.
Maak de bevestigingsmoeren (3) om max. 1 omdraaiing
los.
Breng het uiteinde van het geleidingsrail iets omhoog en
draai de kettingspanschroef (21) naar rechts tot de juiste
kettingspanning is bereikt.
De zaagketting is correct gespannen, als ze in het midden
van de geleiderail ca. 3 – 4 mm omhoog kan worden
gebracht.
Draai de kettingspanschroef (21) naar links, als de
zaagketting te strak is gespannen.
Controleer of de schakels correct in de geleidingsgleuf van
de geleiderail liggen.
Draai de bevestigingsbout (3) weer vast.
Aanleggen van de schoudergordel
Leg de gordel over de schouder en stel de gordellengte zo
in, dat zich de bevestiging van de gordel (A) op hoogte van
uw heup bevindt. De snelsluiting (14) bevindt zich op de
voorkant.
De snelsluiting kan dan met de linker hand worden geopend.
Instellen van de werkhoogte
Maak de vaststelbout (6) los, dan kunt u de beide
telescoopstangen (5, 7) uit elkaar of samenschuiven.
Instellen van de werkhoek
Druk de hoekverstelling (29) en zwenk de toestelkop in
de gewenste positie.
Netaansluiting
Vergelijk de netspanning met de spanning (bijv. 230 V.) die op
het type plaatje is aangegeven. Sluit de machine volgens de
voorschriften en op een geaard stopcontact aan.
Schuko contactdoos gebruiken, netspanning van 230V
met een aardlekschakelaar (FI-schakelaar 30 mA).
Gebruik verleng kabel met voldoende diameter
Netzekering
10 A traag
Aanbrengen van de verlengingskabel
Steek de koppeling van de verlengingskabel op de steker
van de schakelaar-steker-combinatie.
Trek de verlengingskabel als lus door de kabeltrekont-
lasting (3) en hang het in.
Let erop, dat de verlengkabel voldoende spelling heeft en
naar achteren van de hoogsnoeier wegvoert, buiten het
bereik van zaagketting en zaaggoed.
In-/Uitschakelaar
Gebruik geen toestel, waarbij zich de schakelaar niet laat in-
en
uitschakelen.
Beschadigde
onmiddellijk worden gerepareerd of vervangen door de
klantenservice.
schakelaars
moeten
Bij het inschakelen moet de hoogsnoeier veilig worden gesteund
en met beide handen worden vastgehouden. Ketting en zwaard
moeten vrij staan.
Inschakelen
Inschakelblokkering (8) drukken en vasthouden. Dan de in-
/uitschakelaar
(9)
inschakelblokkering weer loslaten.
Uitschakelen
In-/uitschakelaar loslaten.
Werken met de hoogsnoeier
Terugslag van de zaag
Wat is zaagterugslag? Zaagterugslag is het plotseling hoog- en
terugslaan van de draaiende hoogsnoeier in richting van de
gebruiker.
Dit ontstaat, wanneer
het uiteinde van de geleiderail het zaaggoed (onop-zettelijk) of
−
andere vaste voorwerpen raakt.
de zaagketting aan de punt van het geleidingsrail klemt.
−
De hoogsnoeier reageert ongecontroleert en veroorzaakt vaak
zware verwondingen bij de gebruiker.
Hoe kan ik zaagterugslag vermijden?
Zaag voor een betere controle met de onderhkant van het
−
geleidingsrail. Zet de hoogsnoeier altijd zo vlak als mogelijk
aan.
Nooit met de punt van het geleidingsrail zagen.
−
Zagen met de bovenkant kan een terugslag van de zaag
−
verwekken, wanneer de zaagketting klemt of op een vast
voorwerp in het hout stoot.
Slechts met draaiende zaagketting de snede beginnen.
−
Nooit bij opzette zaagketting de machine inschakelen.
−
De hoogsnoeier altijd vast met beide handen houden.
−
Alleen met scherpe en correct geslepen zaagketting werken.
−
Algemeen gedrag bij het snoeien
Let op de omgevingsinvloeden:
−
Stel werkzaamheden bij ongunstig weer (regen, sneeuw,
ijs, wind) uit – verhoogd gevaar van ongelukken!
−
Werk nooit bij ontoereikende lichtverhoudingen (bv bij mist,
regen, sneeuwjacht of schemering). U kunt details in het
valbereik niet meer herkennen – gevaar voor ongelukken.
Stel werkzaamheden bij ongunstig weer (regen, sneeuw,
−
ijs, wind) uit – verhoogd gevaar van ongelukken!
Gebruik de hoogsnoeier niet in de nabijheid van brandbare
−
vloeistoffen of gassen.
Houdt een veiligheidsafstand van 10 m tot bovengrondse
−
stroomleidingen.
−
Gebruik de hoogsnoeier niet in vochtige of natte omgeving.
Plan vooraf een vluchtroute voor vallende takken. Deze
vluchtroute moet vrij van obstakels zijn, om een gevarenvrij
terugwijken te waarborgen.
Plaatst u zich buiten het breeik van vallende takken.
Let erop dat zich iemand in gehoorsafstand ophoudt, voor het
geval van een ongeluk.
bedienen.
Nu
kunt
u
de
111