nld
2.3. Opstellen van apparaat met afvoer van het condensaat naar een externe
tank resp. direct in een afvoerleiding
2.3.1. REMS Secco 50 centraal in de te ontvochtigen ruimte op een vlakke onder-
grond plaatsen. De minimale afstand tot de wand moet 200 mm bedragen.
Deuren en ramen naar buiten sluiten. Wartelmoer (fi g. 6 (19)) afschroeven.
Stop (20) verwijderen. Slang naar de condensaatafvoer (4) door de boring van
de wartelmoer steken totdat hij de fl ens van de slang raakt. Wartelmoer
opschroeven en vastdraaien. De slang voor de condensaatafvoer (4) naar een
geschikte tank leiden ofwel verbinden met een slang die direct naar een
afvoerleiding loopt.
Bedrijfsurenteller (fi g. 9 (7)) en stroomverbruikmeter (fi g. 9 (8)) (toebehoren,
art.nr. 132132).
2.3.2. REMS Secco 80 centraal in de te ontvochtigen ruimte op een vlakke onder-
grond plaatsen. De minimale afstand tot de wand moet 200 mm bedragen.
Deuren en ramen naar buiten sluiten. De afneembare aansluitkabel uit het
opbergvak (1) nemen en aansluiten. De achtergrondverlichting van het display
(2) licht kort op. Boven op de klep van de condenstank (3) drukken, om deze
te openen. De slang voor de condensafvoer (4) van binnen naar buiten door
het gat van de kast steken. De slang voor de condensaatafvoer (4) naar een
geschikte tank leiden ofwel verbinden met een slang die direct naar een
afvoerleiding loopt. De schakelaar van de condenstank (5) in de richting van
het symbool 'doorgestreepte tank' zetten. De klep van de condenstank (3)
sluiten.
REMS Secco 80 is uitgerust met een bedrijfsurenteller (7) en stroomverbruik-
meter (8).
2.4. Plaatsing van het apparaat met afvoer van het condensaat naar de
condenstank (9) resp. de condenstank met pomp (fi g. 7, 8)
2.4.1. REMS Secco 50 centraal in de te ontvochtigen ruimte op een vlakke onder-
grond plaatsen. De minimale afstand tot de wand moet 200 mm bedragen.
Deuren en ramen naar buiten sluiten. Controleren of de wartelmoer (fi g. 6 (19))
en de stop (20) gemonteerd zijn. Monteer deze indien nodig. Bij het gebruik
van de condenstank met pomp Secco 50 (toebehoren artikelnr. 132129) slang
voor de condensaatafvoer aan aansluitstuk (fi g. 7 (21)) van de pomp bevestigen.
Condenstank (9) verwijderen. Condenstank met pomp Secco 50 erin schuiven.
Laat de condenspomp niet droog lopen.
Bedrijfsurenteller (fi g. 9 (7)) en stroomverbruikmeter (fi g. 9 (8)) (toebehoren,
art.nr. 132132).
2.4.2. REMS Secco 80 centraal in de te ontvochtigen ruimte op een vlakke onder-
grond plaatsen. De minimale afstand tot de wand moet 200 mm bedragen.
Deuren en ramen naar buiten sluiten. De afneembare aansluitkabel uit het
opbergvak (1) nemen en aansluiten. De achtergrondverlichting van het display
(2) licht kort op. Boven op de klep van de condenstank (3) drukken om deze
te openen. Bij het gebruik van de condenstank met pomp Secco 80 (toebehoren
artikelnr. 132121) de slang voor de condensaatafvoer door de boring van de
behuizing van buitenaf naar binnen steken en vervolgens aan het aansluitstuk
(fi g. 8 (21)) van de condenstank bevestigen. Condenstank (9) (toebehoren
artikelnr. 132100) resp. condenstank met pomp Secco 80 (toebehoren artikelnr.
132121) in het vak plaatsen (fi g. 5), zodat de ruiter van de vlotter zich binnen
de beugel van de fotocelbewaking (10) bevindt. De slang voor de condensaat-
afvoer (4) in de opening van de 11,5 l-condenstank steken. De schakelaar van
de condenstank (5) in de richting van het symbool 'niet doorgestreepte tank'
zetten. De klep van de condenstank (3) sluiten. Bij het gebruik van de condens-
tank met pomp Secco 80 de klep van de condenstank (3) tegen de magneten
plaatsen, zodat de aansluitleiding van de pomp naar buiten kan worden geleid.
Laat de condenspomp niet droog lopen.
REMS Secco 80 is uitgerust met een bedrijfsurenteller (7) en stroomverbruik-
meter (8).
2.5. Luchtafvoerset Secco 80 gebruiken (toebehoren, artikelnr. 132104)
De afvoerlucht kan met de luchtafvoerslang (11) worden gebruikt voor het
verdelen van de afvoerlucht in de ruimte, voor het ontvochtigen van holle
ruimten, bijv. boven een verlaagd plafond, en voor het aanvullend aanblazen
van natte oppervlakken. De aansluitfl ens (12) met de 4 bijgeleverde schroeven
op de REMS Secco 80 bevestigen (fi g. 2). De luchtafvoerslang (11) op de kraag
van de aansluitfl ens schuiven en met een spanband bevestigen. Voor het
ophangen/bevestigen van de luchtafvoerslang zijn bevestigingsringen aange-
bracht.
3. Bedrijf
Een luchtontvochtiging/bouwdroging kan meerdere weken in beslag nemen,
voor het vocht uit bijv. beton, metselwerk, pleister of estrik is verwijderd. Daarbij
kan de omgevingstemperatuur licht oplopen. Voor de aanvullende controle van
de luchtvochtigheid een hygrometer gebruiken.
3.1. REMS Secco 50 met de aan-/uitknop (fi g. 6 (13)) inschakelen. De ventilator
start. Met de knop 'ventilatorsnelheid' (22) kunt u kiezen tussen twee snelheids-
standen. De gekozen ventilatorsnelheid wordt door middel van de leds (23)
aangegeven. De indicator 'temperatuur/tijdschakelklok' (24) toont de actueel
gemeten temperatuur. Met de knop 'temperatuureenheid' (25) kan de tempe-
ratuureenheid 'graden Celsius' of 'graden Fahrenheit' worden gekozen De
indicator 'luchtvochtigheid' (14) toont de actueel gemeten relatieve luchtvocht-
32
igheid. Het apparaat is standaard ingesteld op 60 % relatieve luchtvochtigheid.
Met de beide knoppen (15) de gewenste luchtvochtigheid tussen 30 - 90 %
instellen. Met een korte druk op de knop wordt de waarde 5 % veranderd;
daarbij knippert de indicator voor de luchtvochtigheid (14). Na het instellen
verandert de luchtvochtigheidsindicator (14) automatisch en wordt weer de
momenteel gemeten relatieve luchtvochtigheid weergegeven. Het apparaat
regelt de luchtvochtigheid van de te ontvochtigen ruimte en wordt bij het bereiken
van de ingestelde luchtvochtigheid uitgeschakeld. Indien de luchtvochtigheid
van de ruimte stijgt, wordt het apparaat weer ingeschakeld. De ingestelde
luchtvochtigheid van 30 % staat voor een continubedrijf, het apparaat ontvocht igt
in de regel voortdurend. Bij afvoer van het condensaat naar de condenstank
(9) wordt het apparaat uitgeschakeld zodra de condenstank vol is. In dat geval
knippert de led van de condenstank (6) en klinkt eenmalig een akoestisch
signaal. Condenstank legen en terugplaatsen. De ontvochtiging wordt voortgezet.
Voor het legen van de condenstank hoeft het apparaat niet te worden uitge-
schakeld. Bij het gebruik van de condenstank met pomp Secco 50 (toebehoren
artikelnr. 132129) wordt de condenstank geleegd door de pomp.
REMS Secco 50 kan worden ingesteld op een bedrijfstijd van 1 – 24 uur.
Daarvoor de knop 'tijdschakelklok' (26) indrukken. De indicator 'temperatuur/
bedrijfstijd' (24) knippert. Tijdens het knipperen van de indicator met de knoppen
(15) de gewenste bedrijfstijd instellen. Door het indrukken van de knop wordt
de waarde met 1 gewijzigd. De led tijdschakelklok (27) brandt als de tijdscha-
kelklok ingeschakeld is. Na afl oop van de ingestelde bedrijfstijd schakelt REMS
Secco 50 uit. Bij de instelling '00' is de tijdschakelklok gedeactiveerd.
Dankzij de geheugenfunctie van de REMS Secco 50 blijft de ingestelde waarde
van de luchtvochtigheid ook na een stroomuitval behouden. Het apparaat zet
daarna automatisch de ontvochtiging voort met de eerder ingestelde waarde.
Ter beveiliging van de compressor wordt deze ca. 3 minuten vertraagd inge-
schakeld, terwijl de ventilator onmiddellijk inschakelt.
LET OP
Bij de afvoer van het condensaat naar een externe tank moet er in ieder geval
voor worden gezorgd dat deze tank regelmatig wordt geleegd en dat de slang
voor de condensaatafvoer (4) afhellend naar de tank loopt. Bij een directe
condensaatafvoer met een slang naar een afvoerleiding moet de slang eveneens
afhellend worden gelegd. Slangen voor de condensaatafvoer niet knikken.
Wanneer hierop niet wordt gelet, loopt het condensaat in de condenstank.
De omvang van de condensvorming wordt beïnvloed door de temperatuur en
luchtvochtigheid van de lucht in de ruimte. Richtcijfers bij continubedrijf:
30 °C (86 °F): 80 % RV = ca. 50 liter/dag, 60 % RV = ca. 24 liter/dag
20 °C (68 °F): 80 % RV = ca. 24 liter/dag, 60 % RV = ca. 14 liter/dag
15 °C (59 °F): 80 % RV = ca. 16 liter/dag, 60 % RV = ca. 10 liter/dag
10 °C (50 °F): 80 % RV = ca. 10 liter/dag, 60 % RV = ca. 7 liter/dag
(RV = relatieve luchtvochtigheid)
Na de ontvochtiging kunnen waterresten uit de slang voor de condensaatafvoer
(4) lopen.
3.2. REMS Secco 80 met de aan-/uitknop (13) inschakelen. Op het display (2)
verschijnen kortstondig alle symbolen en vervolgens de momenteel gemeten
relatieve luchtvochtigheid (14). Het apparaat is standaard ingesteld op 60 %
relatieve luchtvochtigheid. Met de beide knoppen (15) de gewenste luchtvoch-
tigheid tussen 30 - 90 % instellen. Met een korte druk op de knop wordt de
waarde 1 % veranderd; voor een snellere verstelling, de knop langer ingedrukt
houden. Na het instellen verandert de luchtvochtigheidsindicator (14) op het
display (2) automatisch en wordt weer de momenteel gemeten relatieve lucht-
vochtigheid weergegeven. Het apparaat regelt de luchtvochtigheid van de te
ontvochtigen ruimte en wordt bij het bereiken van de ingestelde luchtvochtigheid
uitgeschakeld. Indien de luchtvochtigheid van de ruimte stijgt, wordt het appa-
raat weer ingeschakeld. Voor continubedrijf de luchtvochtigheid met de knoppen
(15) op < 30 % instellen, tot de luchtvochtigheidsindicator (14) 'CO' aangeeft.
Bij continubedrijf valt de regeling van de luchtvochtigheid weg en ontvochtigt
het apparaat permanent. Bij gebruik van de condenstank (9) (toebehoren,
artikelnr. 132100) wordt het apparaat uitgeschakeld, zodra de condenstank vol
is. Dan verschijnt op het display (2) het symbool 'condenstank' (6) en 'E4' en
is met regelmatige tussenpozen een akoestisch signaal te horen. Condenstank
legen en weer terugplaatsen (fi g. 5). De ontvochtiging wordt voortgezet. Voor
het legen van de condenstank hoeft het apparaat niet te worden uitgeschakeld.
Bij het gebruik van de condenstank met pomp Secco 80 (toebehoren artikelnr.
132121) wordt de condenstank geleegd door de pomp.
Dankzij de geheugenfunctie van de REMS Secco 80 blijft de ingestelde waarde
van de luchtvochtigheid ook na een stroomuitval behouden. Het apparaat zet
daarna automatisch de ontvochtiging/droging met de voorheen ingestelde
waarde voort. Ter beveiliging van de compressor wordt deze ca. 3 minuten
vertraagd ingeschakeld. Hierbij knippert het symbool 'compressor' (16) op het
display (2); de ventilator daarentegen start direct.
LET OP
Bij de afvoer van het condensaat naar een externe tank moet er in ieder geval
voor worden gezorgd dat deze tank regelmatig wordt geleegd en dat de slang
voor de condensafvoer (4) afhellend naar de tank loopt. Bij een directe condens-
afvoer met een slang naar een afvoerleiding moet deze slang eveneens
afhellend worden gelegd. Bovendien controleren of de slang voor de condensaat-
afvoer (4) in de opening van de condenstank (9) zit. Slangen voor de condens-
nld