(1) Met een basisbegrip van terugstoot kunt u
verrassingselementen verminderen of
wegnemen. Plotse verrassingen kunnen
tot een ongeval leiden.
(2) Bewaar een goede greep op de zaag met
beide handen, de rechterhand op de
achterste hendel en de linkerhand op de
voorste hendel, als de motor draait.
Gebruik een stevige greep met duimen en
vingers die de hendels van de kettingzaag
omklemmen. Een stevige greep zal u de
terugstoot helpen verminderen en de
controle over de zaag helpen bewaren.
(3) Zorg dat de zone waarin u zaagt vrij van
hindernissen is. Laat de neus van de
kettinggeleider niet in contact komen met
een boomstam, tak of enige andere
hindernis die kan worden getroffen terwijl
u met de zaag werkt.
(4) Zaag met hoge motortoerentallen.
(5) Reik niet te ver en zaag niet boven
schouderhoogte met de kettingzaag.
(6) Volg de slijp- en onderhoudsinstructies van
de fabrikant voor de kettingzaag.
(7) Gebruik alleen vervangstangen en –
kettingen gespecificeerd door de fabricant
of gelijkwaardige producten.
46