3.1. De standaardinstelling van de melder is NO. Als u de
melder op NC wilt omschakelen, volg dan de volgende
stappen op.
3.2. Schroef de melder aan de beide schroeven op de
achterkant open (afb. 3) en verwijder daarna de afdekking.
3.3. Als u op de printplaat kijkt, ziet u een geleiderbrug. Zet de
jumper om.
Instelling NO
4.
Installatie van de melder
4.1. Aan de buitenkant van de bodemplaat bevinden zich twee
streepje – één lang en één kort.
4.2. Zet het streepje op de melder precies op het korte streepje
op de bodemplaat.
4.3. Draai de melder met lichte druk rechtsom tegen de
bodemplaat tot u het streepje op de melder precies op het
lange streepje op de bodemplaats heeft gezet.
Test
1.
Als u de melder goed op de stroomvoorziening heeft
aangesloten, knippert de groene LED op de melder na ca. 60
seconden elke 3 à 5 seconden. Knippert de LED niet, dan zit er
een fout in de bedrading van de melder of de melder is defect.
2.
Test de melder met behulp van een testaërosol.
2.1. Sproei het testaërosol minimaal 10 seconden in de
rookkast.
2.2. Is er voldoende aërosol binnengedrongen, dan activeert de
melder het alarm en de rode LED's branden continu.
2.3. Stel de rookmelder over de alarmcentrale weer terug.
Verwijder de spanning van de melder of verwijder de
melder van de bodemplaats en stel hem naa korte tijd
weer erop.
Remise en etat
Naa een alarm moet de rookmelder weer worden teruggeset. Dit kunt
u over de alarmcentrale doen doordat u de spanning van de melder
verwijdert of handmartig doordat u de melder van de bodemplaat
verdwijdert en hem naa korte tijd weer inset.
Technische gegevens
Bedrijfsspanning
Ruststroom
Max. stroom bij alarm
Startduur
Belastbaarheid van het relais
Max. draaddikte
Gewicht
Afmetingen
Technische wijzigingen voorbehouden.
Instelling NC
12 VDC
320 µA
35 mA
60 seconden
Max 1 A bij 30 VDC
2,5 mm
152 g
Ø 98 mm, hoogte 46 mm
11
2