Nederlands
Doseerinstelling bepalen
De instelwaarde van de doseerinrichting
wordt als volgt berekend:
V
(l) x v
(m/min) x b(m)
a
b
2
A (m
)
V
= hoeveelheid spuitvloeistof
a
v
= loopsnelheid
b
V
= opbrengst
c
b = werkbreedte
A = oppervlak
Voorbeeld:
Met de eerder berekende waarden en
een werkbreedte van 4 m, leidt dit tot de
volgende instelling voor de
doseerinrichting:
144 l x 10 (m/min) x 4 m
2
3600 m
Een hectare (ha) moet in m
omgerekend (ha x 10.000 = m
Voor het instellen van de berekende
opbrengst – zie "Doseerinrichting".
78
Doseerinrichting
Afsluitkraan
= V
(l/min)
c
= 1,6 l/min
2
worden
2
).
Afsluitkraan (1) loodrecht naar
N
boven = doorstroomrichting
geblokkeerd
Afsluitkraan (1) evenwijdig aan de
N
slang = doorstroomrichting
vrijgegeven
De opbrengst op het doseerstuk
N
instellen – niet via de afsluitkraan
doseren
Doseerstuk
2
4
3
Doseerstuk (2) bij de spuitmond (3)
N
verdraaien – opbrengst is traploos
instelbaar
Stand 1 = minimale doorstroming
Stand 6 = maximale doorstroming
De cijfermarkeringen op het doseerstuk
moeten hierbij in lijn worden gebracht
met de nok (4) onder het doseerstuk
Opbrengst zonder drukpomp
Standaard doseerstuk
Gegevens in l/min.
Spuitlansstand
Doseer -
stand
- 30°
0°
1
0,384
0,290
2
1,062
0,908
3
1,947
1,614
4
2,848
2,402
5
3,471
2,993
6
3,844
3,251
ULV-doseerstuk
Gegevens in l/min.
+30°
0,257
0,782
1,336
1,903
2,413
2,526
SR 420