Nederlands
Vingereigenschappen
Voordat u voor een of meerdere vin-
gers besluit, moet u op de volgende
punten letten.
•
Vingertoppen met veel verwon-
dingen, nerven of zeer gering ver-
diepte structuur zijn minder geschikt
als gebruikersvingers.
•
Bij relatief dikke vingers, dient
de kleinste vinger van de hand te
worden gebruikt, bijv. de ringvinger
of de pink.
•
Zijn de vingers daarentegen erg
klein, bijv. bij kinderen, dan dienen
de duimen te worden gebruikt.
•
Bij rechtshandige zijn de vinger-
topjes van de linker hand minder
gebruikt dan bij linkshandigen en
omgekeerd.
•
Per persoon dienen minimaal 2
vingers te worden ingelezen, het
beste van beide handen, om in geval
van verwonding van de vinger of de
hele hand een uitwijkmogelijkheid
te hebben.
•
Bij een beperkt aantal personen
is het zinvol, met een hoger vinger-
aantal te werken, omdat aan het
begin de meest geschikt vinger kan
worden ontdekt.
Optimale vingergeleiding
De vingerafdrukmodule gebruikt
voor de persoonsidentificatie uitslui-
tend de biometrische gegevens van
de vingertop, een betrouwbare wer-
king wordt bij het nakomen van de
volgende vereisten gegarandeerd.
•
Het gebruik vergt enige oefening,
ervaringsgewijs stijgt de herken-
ningszekerheid van het systeem
naar mate het meer wordt gebruikt.
Oefent u dus voor het eerste inlezen
de juiste voortgang.
•
Gaat u ergonomisch gunstig ten
opzichte van de sensor staan.
•
Strekt u de in te lezen vinger.
•
Strijkt u de vinger ongeveer vanaf
het laatste gewricht vlak over de
sensor.
•
Oefent u daarbij lichte druk op de
sensor uit.
•
Let u er op, dat u zo recht mogelijk
en niet in zigzag uw vinger over de
sensor beweegt. Tussentijds aarzelen
dient ook te worden vermeden.
•
Trekt u uw vinger niet te snel en
niet te langzaam over de sensor.
De handeling zou in een seconde
moeten zijn afgesloten.
•
De vinger dient voor de identi-
ficatie op dezelfde wijze over de
sensor worden getrokken als bij het
leren.
Vingers inlezen
Het aftasten van de vingerafdruk
start automatisch, zodra de bovenste
vingerkoot in een gelijkmatige
beweging over de sensor wordt
gestreken. De beste resultaten
worden behaald, wanneer de vinger
in het begin van de neerwaartse
beweging vlak in het vlak voor
de vinger wordt geplaatst en het
bovenste gewricht van de vinger
op hoogte van de sensor ligt (zie
afbeelding 1).
De sensor noteert bij het inlezen
van de vinger drie beelden, er wordt
naar hun kenmerken gezocht en de
beste worden in de interne databank
opgeslagen. Konden de kenmerken
succesvol worden doorgegeven, dan
wordt de vinger opgeslagen.
Foutoorzaken
•
Vuile vingers kunnen de herken-
ning negatief beïnvloeden.
•
Verwonde vingers kunnen de
herkenning negatief beïnvloeden,
daarom raden wij aan om per per-
soon minimaal 2 vingers te leren.
•
Natte of vochtige vingers kunnen
de herkenning negatief beïnvloeden.
•
De herkenning van kindervin-
gers functioneert afhankelijk van
lichaamsbouw en motoriek vanaf
ongeveer 6 jaar. Oefent u met uw
kind het bedienen van de sensor.
•
Droge vingers, bijv. bij het gebruik
van oplosmiddelen kunnen de her-
kenning negatief beïnvloeden.
•
Opgezwollen vingers, bijv. na het
wassen kunnen de herkenning nega-
tief beïnvloeden.
•
Vinger wordt in te steile hoeken
over de sensor getrokken, en wordt
niet vlak geplaatst (afbeelding 2).
7