b) Gebruik van meer dan één buitensensor
1. Als u het weerstation reeds met één (of twee) buitensensoren gebruikt, moet u alle batterijen uit het weerstation
en de buitensensor(en) nemen en ten minste 1 minuut wachten.
2. Plaats nu de batterijen in de eerste buitensensor (zie hoofdstuk 9. a).
3. Plaats binnen 2 minuten na de ingebruikname van de eerste buitensensor de batterijen in het weerstation (zie ook
hoofdstuk 9. a).
Het display van het weerstation zal een korte functietest doen (alle segmenten van het display verschijnen) en
u zult een signaaltoon horen.
Sluit het batterijvak opnieuw. Plaats het deksel en let erop dat het vastklikt.
Op het display van het weerstation zullen nu de waarden voor de binnentemperatuur en de binnenluchtvochtigheid
alsmede de luchtdruk verschijnen.
4. De buitentemperatuur en de buitenluchtvochtigheid van de eerste buitensensor (kanaal 1) moeten nu op het
weerstation verschijnen. Ook het ontvangstsymbool voor het signaal moet weergegeven worden. Als dit niet
binnen twee minuten gebeurt, moet u de batterijen uit beide apparaten nemen. Wacht een minuut en begin weer
bij stap 1.
5. Als de gegevens van de eerste buitensensor op het weerstation weergegeven worden, moet u de batterijen in de
tweede buitensensor plaatsen.
Plaats de batterijen binnen max. 45 seconden na de ontvangst van de gegevens van de eerste
buitensensor in de tweede buitensensor.
6. De buitentemperatuur en de buitenluchtvochtigheid van de tweede buitensensor en het symbool voor kanaal 2
moeten nu op het weerstation verschijnen. Als dit niet binnen twee minuten gebeurt, moet u de batterijen uit alle
apparaten nemen. Wacht een minuut en begin weer bij stap 1.
7. Als de gegevens en het symbool voor kanaal 2 op het weerstation weergegeven worden, moet u de batterijen in
de derde buitensensor plaatsen (indien voorhanden). De gegevens van de derde buitensensor moeten nu binnen
2 minuten als kanaal 3 verschijnen.
Als de derde buitensensor goed ontvangen wordt, zal het kanaalsymbool weer naar "1" terugschakelen. Als dit
niet gebeurt, moet u de instelling herhalen vanaf stap 1.
Plaats de batterijen steeds ten laatste binnen 45 seconden nadat het weerstation de informatie van de
eerste buitensensor toont (of direct na de ontvangst van de gegevens van de tweede buitensensor) in
de derde buitensensor.
Als u de instellingen voor de bijkomende buitensensoren niet doet zoals boven beschreven, kunnen
er ontvangstproblemen optreden en zullen de buitensensoren niet juist herkend worden.
Als er ontvangstproblemen zijn, moet u te werk gaan zoals vanaf stap 1.
De reden voor deze nauwkeurige werkwijze is dat de buitensensoren zich met een code bij het
weerstation aanmelden. Zo worden verkeerde detecties van andere sensoren voorkomen.
8. Daarna zal het ontvangstsymbool (1) voor de DCF gegevens links boven op het display beginnen te knipperen.
Het weerstation zal nu proberen om de DCF gegevens te ontvangen.
Lees verder in hoofdstuk 9. c.
94