Stoken met hout
ROOSTER EN ASLADE CONTROLEREN
Veeg voor het aansteken overtollige as en grote koolresten van
de bodem van het vuurbed, bijvoorbeeld met een zachte borstel
of een pook, in de aslade (afb. 1). Maak zo nodig de aslade
leeg (afb. 2). De luchtgaten in het rooster moeten regelmatig
gereinigd worden, zodat ze niet verstopt raken. Voor het reinigen
is een zachte metaalborstel het meest geschikt. Zet bij het
reinigen van rooster of vuurbed de luchtregeling in de dicht-stand
( afb. A) en de schoorsteenklep (indien geïnstalleerd) open.
tijdens het stoken de aslade op zijn plaats en de kacheldeur gesloten.
Voor uw eigen veiligheid: Werk nooit met hete as – laat de as eerst
goed afkoelen. Schone houtas kan als tuinbemesting worden gebruikt.
ZEKER STELLEN VAN VERBRANDINGSLUCHT
Controleer 5–10 min voor het aansteken of de schoorsteenklep
(indien geïnstalleerd) open staat (afb. 3) en de luchtregeling in de
aansteek- en gloeistand (afb. 4 en afb. B).
en de mechanische ventilatie uit voor u begint met aansteken.
Als de mechanische ventilatie de mogelijkheid biedt een zgn.
kachelschakelaar of overdruk te gebruiken, is dat altijd aan te raden.
Vooral in nieuwe, goed afgedichte woningen is het belangrijk om te
zorgen voor de aanwezigheid van voldoende verbrandingslucht (ca.
10 m
/kg gestookt hout).
3
CONTROLEREN VAN DE TREK
Indien de haardkachel lange tijd niet is gebruikt, controleer
dan of de schoorsteen trekt. Leg een luchtige prop papier
op het rooster, steek hem aan en sluit de kacheldeur
( afb. 5). Wanneer de vlam helder is en recht omhoog wijst, trekt de
schoorsteen voldoende. Wanneer de trek slecht is, blaas dan bijv. met
een föhn via de kachel of het veegluik in de schoorsteen warme lucht
in de schoorsteen.
TE STOKEN HOEVEELHEID HOUT
De maximale hoeveelheid hout die per stookbeurt in de haardkachel
kan worden gestookt bedraagt ca. 0,8 kg/100 kg kachelmassa. In een
kachel met een gewicht van bijvoorbeeld 1000 kg kan dus maximaal
8 kg hout per stookbeurt worden gestookt. Het hout kan in
2–4 charges worden verbrand. In de tabel op pagina 3 zijn de
houthoeveelheden en aanbevolen chargegroottes per model
weergegeven. De aanbevolen houthoeveelheid mag hooguit met één
charge uit tabel op pagina 3 worden overschreden.
14
AANSTEKEN
Neem voor het aansteken van de kachel ca. 1/5 deel van de eerste
houtcharge en klief dit in dunne partjes van ongeveer 1–2 cm
doorsnede. Leg de rest van het brandhout ruim en kruislings op het
rooster. Leg tenslotte de kleine aansteekhoutjes dwars bovenop het
brandhout en leg er een aansteekblokje onder (afb. 6). Controleer
of de luchtregeling nog steeds in de aansteek- en gloeistand (afb. B)
staat. Steek het aan en sluit de kacheldeur. Houd de luchtregelaar in
de aansteek- en gloeistand, totdat de charge goed brandt, en zet
dan de luchtregelaar in de stookstand (afb. C). Houd indien nodig de
luchtregelaar in de aansteek- en gloeistand (afb. B) tijdens het stoken
van de eerste charge.
Bij modellen die zijn uitgerust met een aansteekklep kan de begintrek
worden verbeterd door tijdens de aansteekfase de klep te openen
Houd
(afb. 7). Bij slechte trekomstandigheden wordt de aansteekklep bij
het aansteken gedurende slechts 5–10 minuten opengehouden en
daarna gesloten. Wanneer men de aansteekklep tijdens het stoken
gedurende langere tijd openhoudt, kan de schoorsteen oververhit
raken, wat kan leiden tot beschadiging van de schoorsteen of tot
brandgevaar.
Tijdens het stoken en nog lange tijd daarna is de kacheldeur
heet. Pas op voor de hete deur en raak alleen de handgreep en de
Zet ook de afzuigkap
luchtregeling aan. Gebruik hierbij een hittebestendige handschoen
als hulpmiddel.
HOUT BIJVULLEN
Wanneer de vorige charge bijna de gloeifase heeft bereikt en er nog
slechts kleine, maar duidelijk zichtbare vlammen te zien zijn, kan er
hout worden bijgevuld. Gebruik zo nodig de luchtregelaar na het
toevoegen van een charge in de aansteek- en gloeistand (afb. B).
Wanneer uw Tulikivi is uitgerust met een aansteekklep, is het goed
die te gebruiken bij het bijvullen (afb. 7). De aansteekklep wordt
vlak voor het bijvullen geopend en weer gesloten zodra het hout is
bijgevuld en de kacheldeur is gesloten. Bij het bijvullen is het ook goed
om tijdelijke overdruk van de mechanische ventilatie te gebruiken,
wanneer die mogelijkheid er is.
Leg bij het bijvullen 2 stukken hout op de bodem van het vuurbed
met de uiteinden naar de kacheldeur toe en leg de rest er dicht
gestapeld bovenop. Leg het hout niet tegen de achterwand van
het vuurbed aan. Het toegevoegde hout moet onder de secundaire
luchtspleet blijven (afb. 8). Bij normaal stoken wordt geadviseerd om
1–3 keer hout bij te vullen.
Tijdens gebruik moet de kacheldeur als regel gesloten worden
gehouden. Uitzonderingen daarop zijn het aansteken, bijvullen
en opporren aan het einde van de gloeifase, zoals in deze
gebruiksaanwijzing omschreven.
BEËINDIGEN VAN HET STOKEN
Zet,
wanneer
bereikt, de luchtregeling in de aansteek- en gloeistand
de
laatste
charge
de
gloeifase
(afb. 9 en afb. B). Trek daarna met een daarvoor geschikt
gereedschap de gloeiende kooltjes die aan de randen van het vuurbed
liggen op het rooster (afb. 10). Zo verbranden de kooltjes efficiënt.
Por de kooltjes nog een paar keer op totdat ze zijn opgebrand. Zet
daarna de luchtregeling in de dicht-stand (afb. 11 en afb. A) en
sluit tenslotte de schoorsteenklep (indien geïnstalleerd; afb. 12).
Wanneer de verbrandingslucht rechtstreeks van buiten naar de
haardkachel wordt geleid, is het belangrijk om tussen stookbeurten
de luchtregeling altijd gesloten te houden, zodat de haardkachel niet
onnodig afkoelt.
Denk eraan! Kolendamp is een reukloos, smaakloos, kleurloos en
giftig gas, dus wees zorgvuldig.
Tijdens het stoken en ook nog lange tijd daarna kunnen het
oppervlak en de inwendige delen van de haardkachel gloeiend heet
zijn. Het oppervlak is 2–3 uur na beëindiging van het stoken het
heetst. Volg daarom de gebruiksaanwijzing, ook om oververhitting
te voorkomen.
Bewaar geen van brandbaar materiaal gemaakte voorwerpen
bovenop de haardkachel, op de kachelplateaus of in de onmiddellijke
nabijheid van de haardkachel.
TOEBEHOREN VOOR VOEDSELBEREIDING
De toebehoren voor voedselbereiding kunnen alleen worden gebruikt
tijdens de laatste gloeifase of met de nawarmte van de kachel. Tijdens
de laatste gloeifase moet de schoorsteenklep (indien geïnstalleerd)
altijd open zijn. De kacheldeur mag alleen worden geopend, wanneer
het eten in het vuurbed wordt gezet of eruit gehaald.
NIET open blijven staan en moet altijd zo snel mogelijk weer worden
gesloten. Denk eraan: Kolendamp is een reukloos, smaakloos, kleurloos
en giftig gas.
Tijdens de nawarmtefase, wanneer de kooltjes volledig
zijn opgebrand, kan de schoorsteenklep worden gesloten.
heeft
De deur MAG