Vóór de inbedrijfstelling
Elektrodelassen met positieve (+) elektrode:
 Sluit de elektrodehouder aan op de pluspool 3
van het apparaat en zet deze vast door de stek-
ker naar rechts te draaien.
Elektrodelassen met negatieve (-) elektrode:
 Sluit de elektrodehouder aan op de minpool 6
van het apparaat en zet deze vast door de stek-
ker naar rechts te draaien.
 Druk op de hendel op de handgreep van de
elektrodehouder. Klem een elektrode met het
blanke uiteinde in de houder vast. Let hierbij op
de inkervingen op de binnenkant van de beide
kaken.
13.5 Lasproces TIG
Gevaar door elektrische schok!
Wanneer de HF-ontsteking is gese-
lecteerd, wordt een hoge ontste-
kingsspanning op de toorts gezet.
Raak nooit de laselektrode of onder
lasspanning staande delen aan als
het apparaat is ingeschakeld.
Elektrode plaatsen
 Draai spankap 55 los.
 Trek elektrode 54 uit spanhuls 53.
 Slijp elektrode 54.
 Schuif elektrode 54 in spanhuls 53.
 Plaats elektrode 54 in de toorts en schroef
spankap 55 vast.
Spanhulshuis 51 en gasmondstuk 50
i
i
niet demonteren.
Bij het ombouwen van de toorts naar
een andere elektrodediameter dient
op het volgende te worden gelet.
Spanhuls 53, spanhulshuis 51 en elektrode 54
moeten dezelfde diameter hebben.
Gasmondstuk 50 moet op de elektrodediame-
ter worden afgestemd.
01.22
IV
909.4039.9-05
TIG-toorts aansluiten
Gevaar door elektrische schok!
Op de aansluitbus 4 mag alleen de
besturingsstekker van de TIG-toorts
worden aangesloten. Nooit iets an-
ders voor de aansturing aansluiten
bijv. relaiscontact van een automa-
tiseringscontroller of een handscha-
kelaar, omdat op de bus altijd de vol-
ledige ontstekingsspanning staat,
zelfs als de besturingsstekker niet is
aangesloten.
 Steek de besturingsstekker van de toorts 57 in
de aansluitbus 4.
 Sluit de TIG-toorts 58 aan op de minpool 6 en
zet deze vast door deze rechtsom te draaien.
 Sluit de gasleiding van de toorts aan op de ga-
saansluiting 5.
Beschermgasfles aansluiten
 Zet beschermgasfles 60 vast, bijv. met een
borgketting.
 Open gasflesklep 61 verschillende malen kort
om eventueel aanwezige vuildeeltjes weg te
blazen.
 Sluit drukregelaar 64 op beschermgasfles 60
aan.
 Schroef slang 65 van de beschermgasfles op
drukregelaar 64 en open gasflesklep 61
 Begin met de 'gastest ' en stel de gashoeveel-
heid in met behulp van de stelbout 66 van de
drukregelaar (zie '23.1 Richtwaarden voor hulp-
materialen' op blz. 94).
 Debietmeter 63 toont het gasvolume.
De inhoud van de fles wordt op inhoudsmano-
meter 62 weergegeven.
[V]
VI
- 79 -