of het milieu aantasten. Een te lage
dosering kan leiden tot het uitblijven van
resultaten op het behandelde oppervlak.
Om schade aan het oppervlak, de
planten en het milieu te voorkomen het
apparaat nooit gebruiken:
Met te hoge of te lage werkdruk
–
Bij wind
–
Bij temperaturen boven de 30 °C in
–
de schaduw
Bij direct zonlicht
–
Om schade aan het apparaat en
ongelukken te voorkomen, het apparaat
nooit gebruiken met:
Ontvlambare vloeistoffen
–
Stroperige of plakkerige vloeistoffen
–
Etsende en zuurhoudende
–
middelen
Vloeistoffen, die warmer zijn dan
–
30 °C
Opslag
Bij een werkonderbreking het
–
apparaat niet blootstellen aan direct
zonlicht en warmtebronnen
Plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddelen nooit langer dan
een dag in het reservoir bewaren
Plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddelen alleen in
hiervoor goedgekeurde
flessen/blikken opslaan en
transporteren
Plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddelen niet opslaan in
flessen/blikken bestemd voor
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
SG 11 , SG 11 PLUS
Plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddelen niet bewaren in
de nabijheid van levensmiddelen,
drank en voedermiddelen
Plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddelen uit de buurt
houden van kinderen en dieren
Het apparaat afgetapt, drukloos en
–
schoongemaakt opslaan
Het plantenbeschermings-,
–
reinigingsmiddel en het apparaat zo
opbergen, dat onbevoegden hier
geen toegang toe hebben
Het apparaat droog en vorstvrij
–
opslaan
Milieuverantwoord afvoeren
Plantenbeschermings-,
reinigingsmiddelen volgens voorschrift
en milieuverantwoord afvoeren – op de
aanwijzingen van de fabrikant van het
plantenbeschermings-, reinigingsmiddel
letten
De resten van het
plantenbeschermings-, reinigingsmiddel
en de spoelvloeistoffen van het
apparaat niet in open water, afvoeren,
sloten, greppels en goten en
drainagesystemen laten stromen.
Spuitmiddelresten en gebruikte
–
reservoirs volgens de plaatselijke
voorschriften voor afval
milieubewust afvoeren
Apparaat vasthouden en bedienen
Het apparaat met de rechter- of de
linkerhand op de handgreep
vasthouden.
Tijdens de werkzaamheden
Nooit in de richting van andere personen
spuiten – kans op letsel!
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs,
op hellingen, in oneffen terrein enz. –
kans op uitglijden!
Op obstakels letten: afval,
boomstronken, wortels, greppels – kans
op struikelen!
Op tijd rustpauzes nemen om
vermoeidheid en uitputting te
voorkomen – kans op ongelukken!
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Voorzichtig werken, anderen niet in
gevaar brengen.
Niet op een ladder, niet op onstabiele
plaatsen werken.
Bij werkzaamheden in de buitenlucht en
in tuinen op micro-organismen letten
waarvoor de gebruikte middelen een
bedreiging kunnen vormen.
Nederlands
5