7. Als de hoofdaandrijfriem nog steeds slipt na-
dat de koppeling is ingesteld, dan is de riem
versleten of beschadigd en moet hij vervan-
gen worden. Zie "Vervangen van de hoofd-
aandrijfriem".
Controleren en instellen van de voetrem
(Figuur 17)
Duw het koppelings/rempedaal geheel in. Trek
de handrem aan. Zet de versnellingshendel in
de neutrale (N) stand. Duw de maaier naar vo-
ren. Als de achterwielen draaien moeten de
remblokken vervangen worden. Stel de voetrem
(1) in als volgt.
1. De rem (1) bevindt zich aan de linker kant
van de tandwielkast (3).
2. Vergewis u ervan dat de handrem aangetrok-
ken is en de versnellingshendel in de neu-
trale (N) stand staat. Draai de zeskantmoer
(2) met de klok mee totdat de achterwielen
niet meer draaien als u de machine naar vo-
ren duwt.
3. Zet de machine van de handrem af en duw
hem naar voren. Als de wielen niet mee-
draaien, moet u de zeskantmoer (2) tegen
de klok in draaien totdat de wielen gaan
draaien.
4. Trek de handrem aan en duw de machine
weer naar voren. Als de achterwielen niet
draaien is de voetrem (1) goed ingesteld.
Zet de machine van de handrem af.
WAARSCHUWING: Vervang de
remblokken als het niet lukt om de
rem goed in te stellen. De juiste re-
serve onderdelen zijn te verkrijgen via een
erkend service center.
Verwijderen van de accu (Figuur 3)
Om de accu (1) op te laden of te reinigen, moet
u hem als volgt uit de machine halen.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de zwarte
accukabel (8) van de negative (- -)
pool afhalen, voordat u de rode kabel (5)
los maakt.
WAARSCHUWING: De accu bevat
zwavelzuur dat gevaarlijk is voor
huid, ogen en kleding. Als het zuur
op de huid of kleding terecht komt, moet u
het meteen met water spoelen.
1. Verwijder de zwarte accukabel (8) van de
negative (- -) pool.
2. Verwijder de rode accukabel (5) van de po-
sitieve (+) pool (4).
3. Om de accuhouder (2) uit de accubak (3) te
halen, moet u op het lage einde van de
accuhouder (2) drukken.
4. Verwijder de accu (1) aan de rechter kant
van de machine.
1741751
All manuals and user guides at all-guides.com
Opladen van de accu (Figuur 3)
WAARSCHUWING: Zorg dat er
geen vonken kunnen optreden in
de buurt van een accu die wordt
opgeladen en rook niet. De dampen van het
accuzuur kunnen een explosie veroorza-
ken.
1. Haal de accu (1) uit de machine om hem op
te laden.
2. Gebruik een 12 volt acculader. Laad de accu
(1) op gedurende één uur met 6 Ampère.
3. Plaats de accu (1) terug in de machine.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de rode
kabel (5) vast maken aan de posi-
tieve pool (+), voordat u de zwarte accuka-
bel vast maakt.
4. Maak de rode kabel (5) vast aan de posi-
tieve (+) pool (4) met de bevestigingsmater-
ialen, zoals aangegeven.
5. Maak de zwarte kabel (8) vast aan de nega-
tieve (- -) pool met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
6. Maak de accuhouder (2) aan de accuslede
(3) vast.
Horizontaal stellen van de
maaibehuizing
Als de maaibehuizing horizontaal staat, zal het
mes beter snijden en het gazon er beter uitzien.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Zorg ervoor dat de machine op een hard, ho-
rizontaal oppervlak staat.
2. Controleer de bandenspanning. Als de ban-
denspanning onjuist is zal de maaibehuizing
niet egaal maaien. De juiste bandenspanning
is: voor 0,97 BAR (14 PSI), achter 0,69 BAR
(10 PSI).
3. Open de klep (5).
4. (Figuur 18) Zet de hoogte-instellingshen-
del (1) in de HOOGTE- -INSTEL- -stand (2).
5. (Figuur 18 en 19) Maak de voorste en ach-
terste instelmoeren (1) los. Duw op beide
zijden van de maaibehuizing. Zorg ervoor dat
beide kanten van de maaibehuizing zich op
een horizontaal oppervlak bevinden. Zorg er
eveneens voor dat de hefbouten en instelpla-
ten los zitten en gemakkelijk omhoog en om-
laag kunnen glijden.
6. Draai de voorste en achterste instelk-
noppen (4) goed aan, eventueel met een
sleutel. Plastic instelknoppen (4), moeten
met een torsie van 9,5 N--m worden aange-
draaid; metalen instelknoppen (4) met een
torsie van 13,5 N--m.
7. (Figuur 20) Zet de hoogte- -instellings- -
hendel (1) vanuit de HOOGTE- -INSTEL- -
stand (2) in een MAAIHOOGTE- -stand (3).
8. Sluit de klep (5).
9. Maai een kort stuk. Voer de bovenstaande
stappen opnieuw uit, als de hoogte of snede
niet egaal is.
55
LET OP!: Gebruik de machine niet met de
maaibehuizing in de HOOGTE- -INSTEL- -stand
(2). Gebruik van de machine in de HOOGTE- -
INSTEL- -stand (2), zal beschadiging aan de
maaibehuizing en het mes tot gevolg
hebben.
Smeren van de machine (Figuur 21)
Modellen met smeernippels:
smeer met een vetpistool.
Breng vet aan met een borstel
op de aangegeven plekken.
Smeer met motorolie op de
aangegeven plekken.
OPMERKING: Smeer de koppelingen van de
stuurstang.
LET OP! Als de machine wordt gebruikt in
droge gebieden met zand, moet u een droge
grafietspray gebruiken om de machine te
smeren.
Controleren van de banden
Controleer de bandenspanning. De machine zal
schokkerig rijden als de druk in de banden te
hoog is. Als de bandenspanning onjuist is zal de
maaibehuizing niet egaal maaien. De juiste ban-
denspanning is: voor 0,97 BAR (14 PSI), achter
0,69 BAR (10 PSI).
Vervangen van de hoofdaandrijfriem
(Figuur 22)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
2. Trap het pedaal geheel in en trek de hand-
rem aan.
3. Verwijder de geleidingsschijf (1).
4. Maak de riemgeleiders (5) naast de aan-
drijfschijf (4) los.
5. Haal de hoofdaandrijfriem (3) van de aan-
drijfschijf (4) af.
6. Verwijder de hoofdaandrijfriem (1) van de
stapelschijf (2).
7. Een nieuw exemplaar en assistentie, indien
nodig, is te verkrijgen van een erkend service
center bij u in de buurt.
8. De nieuwe riem kan geïnstalleerd worden
door de bovenstaande stappen in omge-
keerde volgorde te doorlopen.
9. Controleer dat de hoofdaandrijfriem (1)
goed loopt. Vergewis u ervan dat de riem
goed om de geleidingsschijf (2) zit. De
hoofdaandrijfriem (1) moet binnen alle
riemgeleidingen zitten.
10. Controleer de instelling van de koppeling
voordat u de machine gebruikt. Volg de aan-
wijzingen in "Controleren en instellen van de
koppeling".
11. Installeer de maaibehuizing. Volg de aanwij-
zingen in "Installeren van de maaibehuizing".
Vervangen van de maaiaandrijfriem
(Figuur 14)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
nl