ONDERHOUD
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
Algemene aanbevelingen
1. Het is de verantwoordelijkheid van de eige-
naar om dit produkt te onderhouden. Goed
onderhoud zal de levensduur van dit produkt
verlengen en is tevens noodzakelijk voor de
garantie.
2. Eens per jaar moet de bougie en de rem ge-
controleerd, de machine gesmeerd en het
luchtfilter gereinigd worden.
3. Loop alle bevestigingsmaterialen na en zorg
dat ze goed vast zitten.
4. Volg de aanwijzingen in het hoofdstuk On-
derhoud op om de machine gebruiksklaar te
houden.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel lostrekken om te voorkomen dat de mo-
tor onverhoeds start.
OPMERKING: Torsie wordt gemeten met een
momentsleutel en wordt aangegeven in new-
tonmeter. Deze eenheid geeft aan hoe strak
een moer of bout aangedraaid moet worden.
Controleren van het mes (Figuur 13)
WAARSCHUWING: Voordat u het
mes controleert of verwijdert, moet
u de bougiekabel los trekken. Stop
de motor als het mes een obstakel raakt.
Kijk of de machine beschadigd is. Het mes
heeft scherpe kanten. Draag handschoenen
of gebruik een doek om uw handen te be-
schermen als u het mes vast wilt pakken.
Een scherp, onbeschadigd mes snijdt beter en is
veiliger om mee te werken. Zorg dat het mes (1)
scherp is en kijk het regelmatig na op overma-
tige slijtage, scheuren of andere beschadigin-
gen. Controleer regelmatig of de moer (3) die
het mes op zijn plaats houdt goed vast zit. Stop
de motor als het mes een obstakel raakt. Trek
de bougiekabel los en controleer of het mes ver-
bogen of beschadigd is. Controleer de tussen-
ring (5) op beschadigingen. Vervang
beschadigde onderdelen met originele reserve
onderdelen, voordat u de machine weer ge-
bruikt. Neem indien nodig, contact op met een
erkend service center in uw omgeving. Laat elke
drie jaar het mes inspecteren bij een erkend ser-
vice center of vervang het door een origineel
nieuw exemplaar.
Vervangen van het mes (Figuur 13)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
2. Gebruik een stuk hout om te voorkomen dat
het mes gaat draaien.
3. Verwijder de moer (3) die het mes (1) op zijn
plaats houdt.
1741751
All manuals and user guides at all-guides.com
4. Controleer het mes (1) en de tussenring (5)
volgens de aanwijzingen onder "inspecteren
van het mes". Vervang een versleten of be-
schadigd mes met een origineel nieuw exem-
plaar. Neem contact op met een erkend
service center in uw omgeving.
5. Maak zowel de bovenkant als de onderkant
van de maaibehuizing schoon en verwijder al
het gras en andere rommel.
6. Plaats het mes (1) en de tussenring (5) op
de as (6).
7. Plaats het mes (1) zodanig dat de ophefran-
den (7) omhoog wijzen. Als het mes onderste
boven zit zal het niet goed snijden en kan het
een ongeluk veroorzaken.
8. Zet het mes (1) vast met de originele ringen
en moer (3). Zorg dat de platte kant van de
getrapte ring (2) tegen het mes (1) aan komt
te zitten.
WAARSCHUWING: Zorg er altijd
voor dat de moer (3) die het mes (1)
op zijn plaats houdt goed vast zit.
Een losse moer of een los mes kunnen een
ongeluk veroorzaken.
9. Draai de moer (3), die het mes (1) op zijn
plaats houdt, vast met een moment van
41,5 Nm.
10. Plaats de maaibehuizing terug. Zie "Verwij-
deren van de maaibehuizing".
Instellen van de mesrotatie
WAARSCHUWING: Om ongevallen
te voorkomen moet de mesrotatie-
bediening goed werken.
Bij normaal gebruik hoeft de mesrotatie niet aan-
gepast te worden. Echter, als de maai-prestatie
en kwaliteit achteruit gaan, moet u de volgende
aanpassingen verrichten.
1. Zorg dat tijdens het maaien de gashendel in
de SNEL stand staat.
2. (Figuur 6) Zet de mesrotatiebediening (1)
in de UITSCHAKELEN stand (8).
3. Zet de motor af en trek de bougiekabel los.
4. Controleer het (de) mes(sen). Zorg dat de
mesranden geslepen zijn. Een bot mes zal
tot gevolg hebben dat de punten van het
gras bruin worden.
5. Als de kwaliteit nog niet verbeterd is, moet u
de maaiaandrijfriem vervangen. Als dit ook
niet helpt, moet u de maaier naar een erkend
service center brengen.
6. Zet de mesrotatiebediening (1)in de UITS-
CHAKELEN stand (8). en zet de motor af.
Trek de bougiekabel van de bougie af.
7. (Figuur 14) Controleer de werking van de
mesrem. Draai de schijven met de hand en
vergewis u ervan dat de remblokken (7) te-
gen de schijven drukken.
WAARSCHUWING: Als de remblok-
ken (7) niet stevig tegen de schijven
drukken, moet u de maaier naar een
erkend service center brengen.
8. (Figuur 6) Zet de mesrotatiebediening (1)
in de INSCHAKELEN stand (9).
54
9. (Figuur 14) Controleer de remblokken (1)
van de mesrem (7). Vervang de remblokken
als ze sterk versleten of beschadigd zijn. De
juiste onderdelen en assistentie zijn verkrijg-
baar via een erkend service center.
10. Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de werking van de mesrotatie.
11. Als u de mesrotatiebediening in de UITSCHA-
KELEN stand zet, moet het geheel binnen vijf
seconden tot stilstand komen. Als u een
nieuwe maaiaandrijfriem heeft en deze speling
vertoont of het mes blijft doordraaien, moet u
de mesrotatie vijf keer in- en uit-schakelen om
overmatig rubber van de riem te verwijderen.
Breng de maaier naar een erkend service cen-
ter als u hulp nodig heeft.
Instellen van de versnellingshendel
(Figuur 15)
Als de VRIJ stand van de versnellingshendel
niet overeenkomt met de werkelijke neutrale
(vrij) stand van de tandwielkast, moet u de ver-
snellingshendel als volgt instellen.
1. Stop de motor.
2. Maak de instelmoer (2) los van de het wis-
seljuk (3).
3. Zorg ervoor dat de versnellingshendel in de
VRIJ stand staat.
4. Duw de machine naar voren en zorg dat de
tandwielkast vrij (in de neutrale stand) staat.
5. Breng de instelmoer (2) op één lijn met het
gat in de het wisseljuk(3) door aan de
instelmoer (2) te draaien.
6. Maak de instelmoer (2) weer vast aan de
het wisseljuk(3).
7. Vergewis u ervan dat de VRIJ stand van de
versnellingshendel nu overeenkomt met de
werkelijke neutrale (vrij) stand van de tand-
wielkast.
Controleren en instellen van de
koppeling (Figuur 16)
Als de aandrijfriem los zit zal de koppeling slip-
pen als u: een helling op rijdt, een zware last
trekt of de maaier zal in zijn geheel niet rijden.
Stel de koppeling in als volgt.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Controleer dat de hoofdaandrijfriem goed is
geïnstalleerd en aan de binnenkant van de
riemgeleidingen loopt.
2. Verwijder de splitpen (1), ring (2) en rem-
veer (3) van de instelbare moer (4).
3. Haal de instelbare moer (4) van de remarm
(5).
4. Breng het gat in de remarm (5) op een lijn
met de achterkant van de sleuf in het frame.
.
5. Druk de koppelingsstang (6) naar achteren.
Draai aan de instelbare moer (4) totdat de-
ze past in het gat in de remarm (5).
6. Doe de remarm (5), remveer (3) en ring
weer op de instelbare moer (4) en maak het
geheel vast met de splitpen (1).
nl