Breng de microscoop-
tafel (7) helemaal naar
beneden (11). Draai
vervolgens de objec-
tiefrevolver (4) zo ver
door, dat hij op de laag-
ste vergroting (objec-
tief 4x) vastklikt.
Opmerking:
Breng de microscooptafel (7) altijd eerst he-
lemaal naar beneden voordat je van objectief
wisselt. Hiermee voorkom je eventuele bescha-
digingen!
Steek nu het kleinste
B/C
oculair, in dit geval de
WF10x (1) in de oculair-
buis (3).
Hoe bekijk ik het preparaat?
Nadat je de microscoop met de juiste belich-
ting hebt opgebouwd en ingesteld, gelden de
volgende basisprincipes:
Begin met een eenvoudige observatie met de
laagste vergrotingsfactor. Zo is het gemak-
kelijker om het object in het midden te krijgen
(centreren) en het beeld scherp te stellen (fo-
cusseren).
Hoe hoger de ingestelde vergrotingsfactor, des
te meer licht is er nodig voor een goed belicht
beeld.
Leg nu een houdbaar
preparaat (14) direct
onder het objectief op
de
microscooptafel.
Het te observeren ob-
ject dient hierbij pre-
cies boven het lampje
(8) te liggen.
In de volgende stap kijk je door het oculair (1)
en draai je voorzichtig aan de scherpteregeling
(11) tot het beeld zich scherp aftekent. Als je
nu nog sterkere vergrotingen wilt zien, gebruik
je het oculair 20x (2) en draai je de objectiefre-
volver (4) op hogere instellingen (10x of 40x).
Let op:
Niet bij elk preparaat is de hoogste vergrotings-
factor ook de beste!
Denk erom: Bij een andere instelling van de
vergroting (wisselen van oculair of objectief)
moet de scherpte van het beeld opnieuw wor-
den ingesteld met de scherpteregeling (11). Ga
hierbij voorzichtig te werk. Als je de micro-
scooptafel te snel naar boven laat komen,
kunnen het objectief en de objectdrager met
elkaar botsen en beschadigd raken!
Welk licht voor welk preparaat?
Met dit apparaat, een opvallend- en doorval-
lend-lichtmicroscoop, kunnen zowel doorzich-
tige, halfdoorzichtige als niet-doorzichtige ob-
jecten worden bekeken.
Het beeld van het geobserveerde object wordt
via het licht „getransporteerd". Daarom bepaalt
de juiste belichting, of je iets kunt zien of niet!
Als je niet-doorzichtige (opake) objecten (bijv.
kleine beestjes, delen van planten, stenen, mun-
ten enz.) met deze microscoop bekijkt, dan valt
het licht op het voorwerp zelf.
Van daar uit wordt het licht teruggekaatst en
komt het door het objectief en het oculair (zor-
gen voor de vergroting) in het oog terecht. Dit
wordt opvallend-licht-microscopie genoemd.
Bij doorzichtige (transparante) objecten (bijv.
ééncelligen) schijnt het licht echter van onde-
ren door de opening in de microscooptafel en
dan door het bekeken voorwerp.
Van daar uit gaat het licht verder door het ob-
jectief en het oculair, waar weer de vergroting
plaatsvindt, en komt tenslotte in het oog te-
recht. Dit wordt doorvallend-licht-microscopie
genoemd.
Veel kleine waterdiertjes, plantendelen en de-
licate gedeelten van dieren zijn al van nature
NL
25 25