Het uitschakelpunt moet boven de bovenrand van het
pomphuis liggen, zodat er geen luchtbel in de pomp kan
worden gevormd, wat het eventueel noodzakelijk kan
maken de pomp te ontluchten.
De vlotter met kabel mag in geen geval gewoon in de
vloeistof worden gegooid, omdat correct schakelen alleen
mogelijk is als de vlotter een draaibeweging om het beves-
tigingspunt van de kabel kan maken. Mogelijke gevolgen
bij het negeren van deze aanwijzing zijn overstroming
(pomp schakelt niet in) of vernieling van de pomp door
drooglopen (pomp schakelt niet uit).
Bij toepassing van aparte vlotters voor pomp-start, pomp-
stop en alarm moeten de schakelniveaus als boven
worden gekozen. De alarmvlotter moet ca. 10 cm boven
het pomp-inschakelpunt schakelen, maar altijd onder de
toevoer.
Belangrijk: Na elke wijziging van de vlotterbevestiging is
het absoluut van belang dat met een testloop wordt ge-
controleerd of de vlotterschakeling naar behoren werkt.
Vlotterschakeling voor tussenkoppeling
Pompen zonder vlotterschakeling kunnen achteraf worden
uitgerust met een HOMA-vlotterschakeling voor tussen-
koppeling. De elektrische aansluiting vindt plaats door de
vlotterschakeling tussen contactdoos en netstekker van
de pompen te koppelen.
Bij installatie achteraf moet de vlotterkabel overeenkom-
stig de gewenste schakelafstand en het schakelniveau
aan de pomp, de stijgbuis of een ander vast geïnstalleerd
punt bevestigen. De vlotter met kabel mag in geen geval
gewoon in de vloeistof worden gegooid, omdat correct
schakelen alleen mogelijk is als de vlotter een draaibewe-
ging om het bevestigingspunt van de kabel kan maken.
Mogelijke gevolgen bij het negeren van deze aanwijzing
zijn overstroming (pomp schakelt niet in) of vernieling van
de pomp door drooglopen (pomp schakelt niet uit).
Belangrijk: Na elke wijziging van de vlotterbevestiging is
het absoluut van belang dat met een testloop wordt ge-
controleerd of de vlotterschakeling naar behoren werkt.
5.3. Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk bevat alle belangrijke instructies voor het
bedieningspersoneel voor een veilige inbedrijfstelling en
bediening van de machine. Het is van belang dat de vol-
gende gegevens worden aangehouden en gecontroleerd:
•
Opstellingswijze
•
Bedrijfswijze
•
Minimale afdekking door water/Max. dompeldiepte
Na een langere stilstandtijd moeten deze gegevens
eveneens worden gecontroleerd en moeten evt. vast-
gestelde gebreken worden verholpen! Het bedrijfs- en
onderhoudshandboek moet altijd bij de machine of op
een daartoe bestemde plaats worden bewaard, waar
het altijd toegankelijk is voor het voltallige bediening-
spersoneel.
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende
Punten beslist worden nageleefd:
•
De inbedrijfstelling van de machine mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ges-
choold personeel met inachtneming van de veilighe-
idsaanwijzingen.
•
Het voltallige personeel dat aan de machine werkt,
moet de handleiding ontvangen, gelezen en begrep-
en hebben.
•
Activeer alle veiligheidsinrichtingen en
noodstop-schakelingen vóór de inbedrijfstelling.
•
Elektrotechnische en mechanische instellingen mo-
gen alleen door vakkrachten worden uitgevoerd.
•
Deze machine is alleen geschikt voor toepassing bij
de aangegeven bedrijfsvoorwaarden.
5.4. Voorbereidende werkzaamheden
De machine is volgens de nieuwste stand der techniek
geconstrueerd en gemonteerd, zodat deze onder normale
bedrijfsvoorwaarden lang en betrouwbaar werkt. Voor-
waarde daarvoor is echter dat u alle eisen en aanwijzingen
in acht neemt. Kleine olielekkages van de glijringafdichting
vormen geen bezwaar, maar moeten worden verholpen
voordat de pomp in de vloeistof wordt neergelaten of on-
dergedompeld.
Controleer de volgende punten:
•
Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
•
Temperatuur van de vloeistof en dompeldiepte contr-
oleren – zie machinegegevensblad
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan moet
deze voor gebruik met schoon water worden doorges-
poeld, zodat afzettingen niet tot verstoppingen leiden
•
Bij natte opstelling moet de pompput worden gerein-
igd
•
Het leidingenstelsel aan druk- en zuigzijde moet
worden gereinigd en alle afsluiters moeten worden
geopend
•
Het pomphuis moet overstroomd worden, d.w.z. dat
het volledig met het medium moet zijn gevuld en dat
het geen lucht meer mag bevatten. De ontluchting
kan plaatsvinden door passende ontluchtingssyste-
men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren
of
toebehoren,
ophangvoorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle van aanwezige niveauregelingen of droo-
gloopbeveiliging
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiligingschakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
leidingenstelsel,
NEDLERLANDS | 57