8.
Bevestig de netaansluitkabel met de trekontlastings-
klem.
6.8
Modbus-kabel aansluiten
1.
Neem de binnenunit uit de bijverpakking met deze on-
derdelen: adapter, schroefklem en aardklem.
2.
Neem de buitenunit uit de bijverpakking met deze on-
derdelen: 15 m-Modbus-kabel.
A
Modbus
B
3.
Waarborg, dat met de modbus-kabel de aansluitingen
A en B op de binnenunit met de aansluitingen A en B
op de buitenunit worden verbonden. Gebruik daarvoor
een modbus-kabel met verschillende aderkleuren voor
de signalen A en B.
4.
Bepaal de leidinglengte tussen de binnenunit en de
buitenunit.
Voorwaarde: Leidinglengte tot 15 m
▶
Gebruik de Modbus-kabel uit de bijverpakking van het
product.
▶
Leid de Modbus-kabel van het gebouw door de wand-
doorvoer naar het product.
5
▶
Positioneer de beide ferrietringen (4) zoals weergegeven
op de afbeelding.
▶
Gebruik voor de aansluiting de onderdelen uit de bijver-
pakking, die met de binnenunit is geleverd.
▶
Steek de adapter (1) in de aansluiting (2) die het opschrift
CN12 heeft.
▶
Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dient
u de beide geïsoleerde aders van de Modbus-kabel van
adereindhulzen te voorzien.
▶
Verbind de beide aders van de modbus-kabel met de
schroefklem (5). Controleer daarbij de toekenning van de
aderkleuren aan de aansluitingen A en B.
▶
Verbind de schroefklem met de adapter.
▶
Verbind de afschermingsaansluiting met de aardklem (3).
▶
Bevestig de Modbus-kabel met de trekontlastingsklem.
0020311868_04 Installatie- en onderhoudshandleiding
CN12
A
B
GND
PE
1
2
A B
3
4
Voorwaarde: Leidinglengte meer dan 15 m
▶
Gebruik een Modbus-kabel uit de toebehoren of als alter-
natief een afgeschermde getwiste tweedraadskabel met
een aderdiameter van 0,34 mm².
▶
Leid de Modbus-kabel van het gebouw door de wand-
doorvoer naar het product.
AP4
▶
Verwijder de mantel van de Modbus-kabel. Let er hierbij
op dat de isolatie van de verschillende aders niet wordt
beschadigd.
▶
Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dient u
de geïsoleerde einden van de draden van draadeindhul-
zen te voorzien.
▶
Gebruik de drie ferrietringen van de Modbus-kabel uit de
bijverpakking van het product. Monteer deze ferrietringen
op dezelfde wijze en positie op de gebruikt Modbus-ka-
bel.
5
▶
Positioneer de beide ferrietringen (4) zoals weergegeven
op de afbeelding.
▶
Gebruik voor de aansluiting de onderdelen uit de bijver-
pakking, die met de binnenunit is geleverd.
▶
Steek de adapter (1) in de aansluiting (2) die het opschrift
CN12 heeft.
▶
Verbind de modbuskabel met de schroefklem (5). Con-
troleer daarbij de toekenning van de aderkleuren aan de
aansluiten A en B.
▶
Verbind de schroefklem met de adapter.
▶
Monteer de aardklem (3). Verbind daarbij het afscherm-
vlechtwerk elektrisch geleidend met de montageplaat.
▶
Bevestig de Modbus-kabel met de trekontlastingsklem.
6.9
Elektrische aansluiting afsluiten
1.
Controleer of de netaansluitkabel en de modbus-kabel
zodanig zijn geïnstalleerd, dat deze niet aan slijtage,
corrosie, trek, trillingen, scherpe randen en andere on-
gunstige omgevingsomstandigheden worden blootge-
steld.
2.
Plaats de op de Modbus-kabel aangebrachte ferrietrin-
gen in de afdekking van de elektrische aansluitingen.
3.
Monteer de afdekking. Bevestig de schroef.
≤
15 mm
A B
1
2
3
4
187