5.
Stel de functie van het lasapparaat in op de elektrodemodus
(deel 8).
6.
Stel de lasstroom in op de gewenste waarde (deel 12).
7.
Stel de lasparameters (Hot Start en Arc Force) in op de ge-
wenste waarden (deel 11).
8.
Aansluiting afstandsbediening. Als u de afstandsbediening
wenst te gebruiken, steek de connector van de afstandsbe-
diening dan in de aansluiting op het frontpaneel. In deze con-
ditie kan de stroom onafhankelijk van de instelling op de
generator worden geregeld.
9.
Schakel de generator in.
3.4
AANSLUITING KLAARMAKEN UITRUSTING VOOR
GTAW (TIG LIFT) LASSEN.
• SCHAKEL HET LASAPPARAAT UIT ALVORENS DE AAN-
SLUITINGEN UIT TE VOEREN.
Sluit de lasaccessoires zorgvuldig aan ter voorkoming van kracht-
verlies of lekkage van gevaarlijke gassen. Volg zorgvuldig de vei-
ligheidsvoorschriften.
1.
Selecteer de lasmodus TIG LIFT (deel 9).
2.
Bevestig de gewenste elektrode en mondstuk op de lasbran-
der. (Controleer de staat waarin de elektroden punt zicht be-
vindt en hoever deze uitsteekt).
3.
Sluit de connector van de massakabel aan op de plusklem
(+) en de tang nabij het punt waar gelast moet worden.
4.
Sluit de connector van de krachtkabel van de lasbrander aan
op de minklem (-) .
5.
Verbind de gasslang met de regelaar op de gasfles.
6.
Stel de lasstroom in op de gewenste waarde (deel 12).
7.
Stel de lasparameters (stijgtijd en daaltijd) in op de gewenste
waarden.
8.
Draai de gaskraan open.
9.
Aansluiting afstandsbediening.
Als u de afstandsbediening wenst te gebruiken, steek de
connector van de afstandsbediening dan in de aansluiting op
het frontpaneel. In deze conditie kan de stroom onafhankelijk
van de instelling op de generator worden geregeld.
10. Schakel de generator in.
4.0
FUNCTIES
4.1
PANEEL VOORKANT
Figuur 1.
4
3
2
8
9
10
1
FUNCTIES
1.
REMOTE CONNECTOR (Ref.1 - Figuur 1 Pag. 3.): met deze
connector kan de afstandsbediening worden aangesloten.
Met deze accessoire kan de continuïteit van de lasstroom
worden gevarieerd, zonder het werkgebied te hoeven verla-
ten. De aansluiting van de afstandsbediening wordt enkele
ogenblikken gesignaleerd op het display (Ref.4 door de mel-
ding "rEn".
2.
AANDUIDING FUNCTIE VRD (Groen) (Ref.2 - Figuur 1 Pag.
3.): dit lampje gaat branden wanneer de functie VRD actief is.
3.
CONTROLELAMPJE ALARMEN (Geel) (Ref.3 - Figuur 1
Pag. 3.): als dit controlelampje gaat branden, wil dat zeggen
dat de generator niet werkt doordat er een alarm geactiveerd
is. Hieronder worden de alarmen vermeld die op het display
kunnen worden gesignaleerd, met hun betekenis en de han-
delingen die nodig zijn om de werking van de generator te
hervatten.
INDICATIE
OP DISPLAY
(Betekenis)
- - -
(Alarm lijn)
thA
(Thermisch v)
ScA
(Alarm kortsluiting)
PiF
(Alarm inverter)
FXX
(Storing hardware)
EEE
(Storing software)
4.
DIGITAAL DISPLAY (Ref.4 - Figuur 1 Pag. 3.) geeft de inge-
stelde lasstroom in, in het bijzonder:
5
- een lasproces in uitvoering geeft de stroom aan die door de
generator wordt geleverd.
6
- Tijdens het wijzigen van de lasparameters geeft het de ac-
tuele waarde van de geselecteerde grootheid weer.
7
- In alarmcondities identificeert het welk type alarm er actief is.
5.
INDICATIELAMPJE PERCENTAGE HOT START/ARC
12
FORCE (Ref.5 - Figuur 1 Pag. 3.): als dit controlelampje gaat
branden, wil dat zeggen dat het display het HOT START- of
11
ARC FORCE-percentage aangeeft die zijn ingesteld voor het
MMA-lasproces.
6.
INDICATIELAMPJE SLOPE UP/DOWN TIJD (Ref.6 - Figuur 1
Pag. 3.): als dit lampje gaat branden, wil dat zeggen dat het dis-
play de stijg-/daaltijd (uitgedrukt in seconden) weergeeft van de
stroomkrommen die bij het LIFT TIG-lasproces behoren.
7.
INDICATIELAMPJE LASSTROOM (Ref.7 - Figuur 1 Pag.
3.): als dit lampje gaat branden, wil dat zeggen dat het dis-
play de stroomwaarde (uitgedrukt in ampère) weergeeft die
ingesteld of gelezen is (dit laatste in het geval dat er een las-
proces bezig is).
8.
INDICATIELAMPJE LASSEN MET BEKLEDE
ELEKTRODE MMA (Ref.8 - Figuur 1 Pag. 3.): in deze modus
kunnen de meest voorkomende beklede rutiele en basische
elektroden worden gelast.
3 NL
OORZAKEN - OPLOSSING
O. Voedingsspanning onvoldoende, lijnschake-
laar open of geen fase.
OP. Herstel de juiste voeding van de generator.
O. Storing in voedings- / controlefase.
OP. Neem contact op met de technische assisten-
tie.
O. Te hoge temperatuur van vermogensomzetter
vanwege te hoge bedrijfscyclus.
OP. Stop het lassen maar laat de generator inge-
schakeld totdat het alarm stopt.
O. Kortsluiting in uitgangsklemmen van generator.
OP. Hef de kortsluiting op.
O. Storing in uitgangsfase.
OP. Contact op met de technische assistentie.
O. Storing van inverterfase.
OP. Contact op met de technische assistentie.
O. Slechte werking in controlefase van de gener-
ator ("XX" is een getal dat het type storing aan-
geeft).
OP. Contact op met de technische assistentie.
OP. Contact op met de technische assistentie.
NL